Nederland en excuses voor de slavernij

Koning Filip van België schreef deze week een brief aan de Congolese president Tshisekedi, waarin hij zijn “diepste spijt” betuigde over de enorme misstanden tijdens de Belgische koloniale periode. Vooral tijdens zijn voorvader Leopold II, die Congo beschouwde als zijn persoonlijk wingewest, was schuldig een waar schrikbewind met onnoemelijk veel gruweldaden. Maar ook daarna was België niet bepaald een goede kolonisator—voor zover er ooit goede kolonisatoren zijn geweest! Deze week was het zestig jaar geleden dat Congo onafhankelijk werd. Wie een fascinerend, maar tegelijkertijd in- en in-tragisch, boek wil lezen over hoe het land ervoor stond toen het, nu zestig jaar geleden, op eigen benen moest gaan staan en hoe die toestand haast onvermijdelijk leidde tot tientallen jaren van interne strijd en chaos, raad ik het meesterwerk aan van de Belgische journalist David Reybrouck: Congo: Een Geschiedenis (De Bezige Bij, 2010). Reybrouck ontving hiervoor in Nederland de Libris Geschiedenis Prijs. Het boek verscheen in een aantal talen, waaronder het Engels (Congo: The Epic History of a People; 2015). De spijtbetuiging van de Belgische koning zal niet zonder gevolgen blijven, want ongetwijfeld zal de roep om financiële compensatie nu steeds sterker worden.

In deze zelfde week werd ook Nederland op een indringende wijze met haar verleden geconfronteerd. Daarbij viel vooral de nadruk op een aspect van de Nederlandse koloniale periode dat een blijvende smet heeft geworpen op onze nationale geschiedenis: het Nederlandse aandeel in de slavenhandel en het instituut van de slavernij in de vroegere Nederlandse koloniën, met name in Suriname. Op 1 juli wordt nu elk jaar bij het Monument van de Slavernij in het Oosterpark in Amsterdam het KetiKoti festival gehouden, een Surinaamse feestdag waarop de afschaffing van de slavernij op i juli 1863 wordt herdacht. Maar in feite waren de ongeveer 34.000 slaven in Suriname pas tien jaar later echt vrij, want gedurende die periode moesten de voormalige slaven nog bij hun oude meesters blijven werken onder doorgaans treurige omstandigheden.

In het Nederlandse parlement vond op 1 juli een belangrijk debat plaats over systemisch racisme. De dood van George Floyd en de daarop volgende golf van Black Lives Matter demonstraties was de directe aanleiding. Maar het was niet toevallig dat 1 juli, de dag van KetiKoti, was gekozen om over de “pandemie” van het racisme te debatteren. Tijdens het debat kwam dan ook het slavernijverleden van Nederland uitgebreid aan de orde. Algemeen was het besef dat het Nederlandse aandeel in de transatlantische slavenhandel en de slavernij in de Nederlandse koloniën niet mag worden verdoezeld en dat ook de nieuwe generaties Nederlanders daarover de waarheid moeten horen. Enkele partijen deden het voorstel om in 2023—honderdvijftig jaar na het feitelijke einde van de slavernij in Suriname—een jaar lang op allerlei manieren aandacht te schenken aan het Nederlandse slavernijverleden. Ook was er een voorstel om nu eindelijk officiële excuses aan te bieden aan Suriname vanwege het onrecht dat zoveel Surinamers werd aangedaan en dat nog steeds door een groot aantal afstammelingen van deze slaven intens wordt gevoeld.

De minister-president gaf aan dat hij het onverstandig vindt om nu tot officiële excuses over te gaan. Hij had daarvoor een aantal zinnige argumenten. Namens wie zou hij die excuses moeten aanbieden? We praten hier immers over een ver verleden, en tot hoever moet je teruggaan in de geschiedenis met het aanbieden van excuses? Bovendien was er destijds een heel ander staatsbestel en wat toen gebeurde kan moeilijk het huidige Nederlandse bestel worden aangerekend. Op de achtergrond speelt ongetwijfeld ook de overweging dat aan het aanbieden van excuses wel eens een heel pittig prijskaartje zou kunnen hangen.

Bij het eerlijk onder ogen zien van wat verkeerd was in onze vaderlandse geschiedenis zijn het langdurig bestaan van het instituut van de slavernij in Suriname en het forse aandeel dat Nederland had in de internationale slavenhandel belangrijke punten. We mogen deze zwarte bladzijden niet simpelweg uit de geschiedenisboeken scheuren. Maar wanneer we erbij stilstaan moeten we ook beseffen dat de schande van de slavernij-problematiek niet helemaal op het Nederlandse conto kan worden geschreven. De Afrikaanse handlangers die mannen en vrouwen uit de binnenlanden ronselden en naar de havens brachten, vanwaar de slaven werden verscheept, zijn ook niet vrij te pleiten. En merkwaardig genoeg kwam het in een aantal landen (bijv. Curaçao) ook voor dat voormalige slaven na hun vrijlating zelf slaven gingen houden.Toen ik onlangs een boek las over de transporten van slaven naar de Nieuwe Wereld, werd het me duidelijk dat de zeelieden er tijdens de overtocht over de oceaan soms nog beroerder aan toe waren dan de slaven. Een matroos die de tocht niet overleefde, hoefde niet betaald te worden en dat betekende winst. Maar een slaaf die tijdens de reis bezweek kon niet worden verkocht en dat was verlies! En het mag toch ook wel gezegd worden dat de algemene historische context niet moet worden vergeten en dat er ook gelukkig veel slavenhouders waren die hun slaven heel humaan behandelden. Dat is op geen enkele manier een vergoelijking van de slavernij, maar zoals vrijwel altijd zijn historische gebeurtenissen en processen niet tot een enkele factor terug te brengen.

Moet Nederland excuses aanbieden voor wat onze voorvaders nu meer dan anderhalve eeuw geleden deden? Ik ben daarvan niet overtuigd. Maar we moeten er wel mee bezig blijven en de vlekken in onze geschiedenis niet wegpoetsen. De landen die lange tijd hebben geprofiteerd van hun koloniën (waaronder Nederland) hebben zeker een morele plicht om waar mogelijk deze gebieden ruimhartig te blijven ondersteunen. Aandacht hebben voor het verleden moet ons echter vooral ook inspireren om in het heden op de juiste manier met onze medemensen—ver weg en dichtbij—om te gaan. De strijd tegen endemisch racisme in onze eigen samenleving is daarbij nu een topprioriteit. Van mij mag KetiKoti een nationale feestdag worden (zoals dat nu door sommigen wordt bepleit), zo lang wij niet bij het denken aan het verleden de uitdagingen van het heden vergeten.

God en Covid-19

We hebben de laatste weken heel wat publicaties gezien over de rol van God in de huidige Covid-19 pandemie. Sommigen zeggen dat we God niet de schuld mogen geven, terwijl anderen de Corona-ellende juist wel op het conto van God schrijven. Hun argument is gewoonlijk dat, als God almachtig is, hij ervoor kan zorgen dat rampen zoals de huidige pandemie niet gebeuren. Het feit dat hij zijn macht niet gebruikt om dergelijke vreselijke dingen te voorkomen maakt hem schuldig. En wie wil een God vereren die zoveel bloed aan zijn goddelijke handen heeft?

In de afgelopen weken heb ik intensiever kennis gemaakt met een andere kijk op Gods almacht dan de visie die toonaangevend is in de protestantse theologie. Op verzoek van het onafhankelijke adventistische tijdschrift Spectrum schreef ik een recensie voor een nieuw boek van Dr. Richard Rice. Ik verwacht dat die recensie een dezer dagen op de website van het tijdschrift zal verschijnen. Rice maakte sinds vele jaren deel uit van de theologische faculteit van de Loma Linda Universiteit in de gelijknamige plaats in Californië. Hij is een van de bekendste en meest creatieve adventistische theologen van deze tijd en heeft ook buiten de Adventkerk grote bekendheid gekregen. De Nederlandse Adventkerk publiceerde twee van zijn boeken, namelijk het dogmatische standaardwerk Het Rijk van God, dat een uitstekend overzicht geeft van de christelijke leer, vanuit een adventistische perspectief, en het boeiende boek over de belangrijkheid van de kerk: Geloven doe je Samen. (Beide boeken zijn te bestellen via het Servicecentrum van de Adventkerk—www.servicecentrum-adventist.nl.

Het nieuwe boek van Richard Rice heet The Future of Open Theism: From Antecedents to Opportunities. In het eerste deel van dit boek geeft Rice een overzicht van enkele voorlopers van de theologische stroming van het zgn. Open Theïsme en legt hij uit wat deze denkwijze behelst en wat er zoal tegenin gebracht is. In het tweede deel van het boek gaat hij in op de impact van het Open Theïsme op een aantal cruciale christelijke dogma’s. Je moet wel een beetje thuis zijn in de theologische terminologie om het boek met vrucht te kunnen lezen. Maar voor wie theologisch geïnteresseerd is en het Engels goed beheerst is het lezen ervan een aan te bevelen avontuur voor de geest.

De verdedigers van het Open Theïsme—van wie Richard Rice een van de belangrijksten is—zeggen dat God niet alwetend is in de onder theologen gebruikelijke betekenis van het woord. God is almachtig maar toch kan hij sommige dingen niet, omdat ze strijdig zijn met de logica. Hij kan geen rond vierkant maken of een vierkante cirkel. En zo is ook Gods alwetendheid beperkt. Deze omvat niet de dingen die hij onmogelijk kan kennen, namelijk hoe onze vrije menselijke beslissingen zullen uitvallen. In zijn onuitsprekelijke liefde heeft hij het risico genomen met mensen te scheppen met een vrije wil. En (zo luidt een kernpunt van het Open Theïsme) de wil van een mens is pas echt vrij als het resultaat van zijn beslissing niet al van te voren vaststaat en dus door God wordt geweten. Rice en andere verdedigers van deze zienswijze geloven dat deze benadering het meeste recht doet aan het bijbels beeld dat van God wordt gegeven. God is niet de onveranderlijke God van de klassieke theologie. God kan wel degelijk veranderingen ondergaan in zijn interactie met de mens. Hij is blij als we een goede beslissing nemen, maar is bedroefd als we het verkeerde pad kiezen. Hij kan spijt hebben van bepaalde dingen en kan ook soms zijn plan wijzigen of van mening veranderen. Daardoor kunnen ook dingen die geprofeteerd zijn uiteindelijk anders uitpakken!

Dit is een wel heel beknopte en versimpelde weergave van de insteek van het Open Theïsme. Ik wil er in de komende tijd meer over lezen en wellicht ook rechtstreek met Rice over zijn denkbeelden (en mijn vragen) van gedachten wisselen. Maar uitgaande van deze visie op het wezen en het karakter van God moeten we concluderen dat Gods besluit om de mens een vrije wil te geven helaas tot heel veel verkeerde menselijke keuzes heeft geleid en zoveel in onze wereld in de war heeft geschopt dat daar uiteindelijk ook oorlogen en pandemieën en andere rampen het gevolg van zijn. Dat is de hoge prijs die God heeft betaald toen hij in zijn liefde besloot om geen robotten te maken maar wezens met een vrije wil. Maar hij laat zijn plannen niet volledig in de war schoppen. Zijn oorspronkelijke bedoelingen voor de mens en voor de wereld komen uiteindelijk tot voltooiing. Intussen is God bij alles wat er gebeurt intens betrokken. Hij steunt ons en is dicht bij ons. En als we lijden, lijdt hij intens met ons mee. Ook (en vooral) in tijden van een wereldwijde Cocid-19 pandemie.

De Graanrepubliek

De afgelopen paar dagen waren mijn vrouw en ik in de provincie Groningen. Vanuit ons hotel vlak bij de Martinitoren trokken we de provincie in. Gisteren verkenden wij een streek die voor ons tot dusverre vrijwel onbekend was gebleven: Oldambt in het uiterste Noordoosten van ons land. Tot de belangrijkste plaatsen in dit relatief dunbevolkte en economisch nogal achtergebleven gebied behoren Winschoten, Zuidbroek, Heiligerlee, Scheemda, Beerta en Finsterwolde. Maar voor het grootste deel bestaat deze streek uit uitgestrekte landbouwgrond.

Auteur Frank Westerman werd zo’n twintig jaar geleden door deze streek geïnspireerd voor zijn prachtige boek De Graanrepubliek. Wie deze schrijver nog niet kent heeft bepaald wat gemist. Voor mij was vooral zijn boek De Stikvallei heel bijzonder. In augustus 1986 werd een dorp aan de oever het vulkanische Nyos-meer in Kameroen getroffen door een mysterieuze ramp. Giftige dampen doodden alle 1800 inwoners van het dorp en datzelfde lot trof nagenoeg alle dieren in en rond het dorp. Wij woonden destijds in de Kameroense hoofdstad Yaoundé, op enkele honderden kilometers afstand van het rampgebied, en in de dagen en weken daarna deden de wildste geruchten over de oorzaak van deze calamiteit de rondte. Westerman ging naar het gebied en ging op zoek naar de verhalen die in het gebied circuleerden. Het leidde tot een fascinerend boek

Terwijl we langs smalle weggetjes door het Oldambt-gebied reden, tussen uitgestrekte velden met tarwe en andere graansoorten, moest ik vooral denken aan Westerman’s boek De Graanrepubliek. Hij beschrijft daarin de stormachtige ontwikkelingen in de landbouw in dit gebied gedurende de vorige eeuw en de sociaal-politieke geschiedenis van die tijd. De naam van Sicco Mansholt duikt steeds weer op in het boek. Mansholt komt uit deze streek en hij zou uiteindelijk de befaamde architect worden van het landbouwbeleid van de Europese Unie.

Wat mij vooral trof in De Graanrepubliek was de enorme tegenstelling tussen de rijke herenboeren en belabberde toestand van hun arbeiders. De Groningse klei was veel vruchtbaarder dan de zand- en veengebieden in andere delen van de provincie. De boeren in de kleigebieden verbouwden veel meer graan dan zij voor eigen gebruik nodig hadden en dat leverde veel geld op, vooral in tijden waarin de graanprijzen flink stegen. Dit zorgde ervoor dat er een klasse van rijke herenboeren ontstond die financieel grote voorspoed kenden, terwijl hun arbeiders op geen enkele manier in die voorspoed deelden. Integendeel, zij verdienden nauwelijks voldoende om in leven te kunnen blijven.

Dit zou op zich erg genoeg zijn en is een bedroevend staaltje van onmenselijkheid. Maar wat het allemaal veel erger maakte was dat deze herenboeren over het algemeen zeer vrome lieden waren. Zij zaten vooraan in de kerk, op de voorname plaatsen vlak bij de preekstoel en de ouderlingenbanken. Is het een wonder dat er geleidelijk aan sprake was van grootschalige kerkverlating? De arbeiders wilden niet langer aankijken tegen de hypocriete gezichten van hun uitpersers.

Nergens in Nederland kregen socialisme en communisme zoveel aanhang als in een aantal plaatsen in ‘de graanrepubliek.’ De streek rond Beerta, Finsterwolde en Bad Nieuweschans werd dikwijls aangeduid als ‘de rode driehoek.’ Bij plaatselijke verkiezingen wist de Communistische Partij Nederland aan het einde van de vorige eeuw soms zo’n dertig procent van alle stemmen binnen te halen. In 1982 kreeg de gemeente Beerta zelfs een communistische burgemeester!

Het is niet vėrgezocht om aan te nemen dat de radicale politieke keuze van een groot aantal mensen samenhing met de afkeer die zij hadden gekregen van de manier waarop de gevestigde orde vrome woorden liet horen maar geen vrome daden liet zien. Zij zagen hoe geloofsleer en geloofspraktijk volledig van elkaar gescheiden waren geraakt. Met als triest resultaat dat velen de kerk en het christelijk geloof de rug toekeerden. En laten we wel wezen: zoiets gebeurde niet alleen in Oost-Groningen, maar het blijft zich op heel veel plaatsen en in talloze kringen herhalen: mensen (en vooral jongeren) haken af als ze zien dat geloof zich niet vertaalt in medemenselijkheid en moreel gedrag!

Racisme. Maar hoe staat het met andere vormen van discriminatie?

Nadat twee weken geleden George Floyd in Minneapolis door wreed (blank) politiegeweld werd gedood heeft een golf van protest tegen racisme de wereld overspoeld, niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Europa en elders in de wereld. Wij zagen ook tal van protestbijeenkomsten in ons land, met soms meer dan 10.000 deelnemers.

De gebeurtenissen van de afgelopen twee weken en de onderliggende systemische oorzaken worden gekenmerkt door een enorme complexiteit. In een aantal Amerikaanse steden werden vreedzame protesten gehijackt door hordes relschoppers, die soms als ‘extreem-links’ en soms als ‘ultra-rechts’ werden bestempeld. De rol van de Amerikaanse president was dubieus, om het voorzichtig te zeggen. Hij toonde een betreurenswaardig gebrek aan empathie, wakkerde met zijn woorden de geweldsspiraal aan, en organiseerde een gênante fotosessie, voor een kerk, met een Bijbel in de hand. Het dieptepunt van gebrek aan tact en invoelingsvermogen was zijn opmerking dat George Floyd nu vanuit de hemel met goedkeuring kijkt naar hoe deze “law and order” president de rellen heeft bedwongen door te ‘domineren’ in de straten van de grote steden.

De protesten in de VS en daarbuiten kunnen natuurlijk niet los worden gezien van de geschiedenis waarin de zwarte bevolkingsgroepen op mensonwaardig werden behandeld, en van de misstanden bij de politie. Dwars door dit alles heen lopen nu ook de trieste gevolgen van de Corona-crisis, die een economische chaos veroorzaakt met een explosieve toename van de werkeloosheid, waardoor veel mensen met wanhoop naar de toekomst kijken. En bij dat alles creëert de pandemie een alles doordringende angst: gaat dit ook mij en mijn gezin raken? En komt er een tweede golf van infecties? En hoe lang gaat het duren voordat we weer ‘normaal’ kunnen leven?

De laatste twee weken hebben weer eens benadrukt dat systemisch racisme een gigantisch probleem is—en niet alleen in de Verenigde Staten, hoewel het daar—mede gezien door de geschiedenis van de slavernij, de Burgeroorlog en de situatie daarna—allerlei extra dimensies heeft. Maar daarbij mag niet vergeten worden dat de zwarte Amerikanen niet de enige bevolkingsgroep zijn die op grote schaal worden gediscrimineerd. Mexicanen, Portoricanen, Chinezen, de oorspronkelijke bevolking, en andere groepen worden ook door velen als tweederangs burgers beschouwd—en niet te vergeten ook degenen die uit moslimlanden zijn gekomen.

Ook in Nederland is discriminatie niet beperkt tot degenen die duidelijk ‘zwart’ zijn. Ook Marokkanen, Turken, Polen en andere groepen, die soms al twee of drie generaties geleden naar hier zijn gekomen, en ook mensen die de islam belijden en zich vaak door hun kleding onderscheiden, ondervinden nog steeds op ergerlijker manier de gevolgen van discriminatie.

En hoe is het in de kerk? En dan, met name toegespitst op mijn adventistische geloofsgemeenschap? Kerkelijke leiders hebben zich de afgelopen twee weken (terecht) gehaast om verklaringen te publiceren over de moord op George Floyd en het onrecht dat zwarte mensen wordt aangedaan. Maar daarbij wordt dan in de meeste gevallen niet vermeld dat de raciale tegenstellingen ook binnen de Adventkerk helaas nog lang niet overal zijn verdwenen. En discriminatie houdt niet op bij huidskleur of etnische afkomst. De discriminatie van medemensen (en vaak medegelovigen) met een niet hetero-seksuele geaardheid en van vrouwen is nog steeds een schandelijke (en zondige) ontkenning van de bijbelse grondregel dat alle mensen volstrekt gelijk zijn. Wie alleen over raciale en etnische discriminatie spreekt—hoe ernstig die ook is—en genoegen neemt met andere vormen van discriminatie heeft in feite geen recht van spreken.

Het ijdel gebruik van Gods naam

Vanmorgen kreeg ik weer eens een e-mail van iemand die een enorm bedrag beschikbaar heeft voor een goed doel. De afzender deed zich voor als een Engelse weduwe. Haar vermogende echtgenoot was onlangs overleden en zij had waarschijnlijk nog maar enkele maanden te leven. Zij waren vijftien jaar gehuwd geweest en hadden geen van beiden kinderen. Graag wilde zij nu iemand vinden die kon helpen bij het kiezen van een goede bestemming voor hun vermogen van 20 miljoen Engelse ponden. Als ik daarin wilde bemiddelen zou mij dat uiteraard geen windeieren leggen.

Wat mij echter vooral opviel (en mateloos irriteerde) was de vrome toon van de brief. De afzendster wist dat zij spoedig naar ‘the bosom of the Almighty’ zou gaan en wilde graag dat ik voor haar zou bidden. Het epistel eindigde met de wens dat de Almachtige God mij zal zegenen.

Behalve dat er hier sprake is van een poging tot afpersing (want uiteindelijk zou ik natuurlijk mijn bankgegevens moeten leveren), gaat het ook om een flagrante overtreding van het derde van de Tien Geboden. De meeste bijbelgetrouwe christenen kennen de klassieke bewoording die uit de Statenvertaling afkomstig is: ‘Gij zult de naam van de Heere uw God niet ijdel gebruiken.’ De NBV (2004) geeft deze vertaling: ‘Misbruik de naam van JHWH, uw God niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrij uit gaan.’

Vaak is het ‘ijdel gebruiken’ of ‘misbruiken’ van Gods naam vooral geïnterpreteerd als vloeken. Het derde gebod maakt ons duidelijk, zo is de algemene verklaring, dat we geen krachttermen mogen gebruiken. Maar zo hebben de Israëlieten, toen de wet werd afgekondigd, het in elk geval niet begrepen. Voor hen was het een duidelijke aanwijzing dat zij niet de naam van God te pas en te onpas mochten gebruiken om een belofte of eed kracht bij te zetten. Jezus zou later in zijn Bergrede ook deze interpretatie onderstrepen en zijn volgelingen zeggen dat hun ‘ja’ en hun ‘nee’ voldoende moesten zijn.

In de brief van de Engelse weduwe werd heel duidelijk de naam van God misbruikt. Je zou kunnen zeggen dat we Gods naam ‘ijdel” gebruiken als we die gebruiken als een vlag om de lading te dekken. Met andere woorden: We misbruiken Gods naam als we Gods naam verbinden aan iets waarmee God niet geassocieerd wenst te worden. Dat gebeurt maar al te vaak als bedenkelijke dingen worden overgoten met een vroom sausje, of als mensen hun eigen ideeën presenteren als van God afkomstige waarheden. Het gebeurde in het (nog niet zo verre) verleden ook als de wapens werden gezegend voordat men daarmee ten strijde trok.

Maar de meest ergerlijke vorm van het ‘ijdel’ gebruik van Gods naam vond enkele dagen geleden plaats in Washington DC. Nadat Donald Trump kort daarvoor in de Rose Garden van het Witte Huis gedreigd had het leger te zullen inzetten tegen de betogers, waarbij hij woorden als ‘anarchie’ en ‘terreur’ had gebruikt en met veel aplomb aankondigde dat het gezag ‘de straten moest denomineren,’ maakte de politie met traangas en rubberen kogels een pad vrij voor de Amerikaanse president om naar de St. John’s kerk te kunnen wandelen. Hij ging er niet heen om een dienst bij te wonen of zelfs een kaarsje te branden. Het was hem er alleen maar om te doen om zich voor de kerk te laten fotograferen terwijl hij een bijbel omhoog hield. De foto moest laten zien: Hier is een godvrezende president die gezag en orde zal handhaven, zoals dat van bijbelgetrouwe, godvrezende gezagsdragers mag worden verwacht. En het is in het belang van de natie dat deze geniale man straks in november wordt herkozen!

Hier werd Gods naam op een vreselijke manier ‘ijdel’ gebruikt. Hier werden geloof, kerk en bijbel niet gebruikt ter ere van God, maar ter ere van DT. Het ging om de politieke doeleinden van een man die er absoluut geen blijk van heeft gegeven dat hij christelijke en morele principes heeft. Maar ook DT zal rekening moeten houden met wat het derde gebod ons zegt: ‘Wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrij uit gaan.’