Gestold geloof

Tijdens haar gesprek met Annemiek Schrijver  in het zondagmorgenprogramma “De Verwondering” noemde ds. Christien Crouwel—de nieuwe algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland—een credo of een geloofsbelijdenis een “stuk verstolde geloofstraditie.” Crouwel is jarenlang predikant geweest in de PKN, een kerk in de traditie van vooral Johannes Calvijn, die zich baseert op de belijdenisgeschriften van het gereformeerd protestantisme, met o.a. de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. Toen de PKN ontstond uit een samengaan van het grootste deel van de Nederlands Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerk en de Lutherse Kerk, kwamen daar ook de Lutherse belijdenisgeschriften bij. Deze documenten hebben een eerbiedwaardige geschiedenis maar het hun stoffigheid ademen zij in veel opzichten vooral de tijd waarin ze ontstonden. Ik kan goed begrijpen waarom Crouwel deze documenten “verstold” noemde.

Alle geloofsgemeenschappen zeulen zo’n stuk “gestolde” geloofservaringen met zich mee. En dat geldt ook voor groeperingen die nog niet zo lang bestaan als de “gevestigde” kerken, zoals bijvoorbeeld de Kerk van de Zevendedags Adventisten. Officieel beweren adventisten dat zij geen geloofsbelijdenis of credo hebben. In werkelijkheid is de lijst van Fundamentele Geloofspunten wel zo gaan functioneren en wordt elk lid van de kerk—en zeker elke predikant—geacht met de gehele lijst in te stemmen. Daarnaast hebben de boeken van Ellen White ook een gezaghebbende status gekregen. Elk kerklid—en zeker elke predikant—wordt ook geachte de belangrijke rol daarvan te erkennen.  De adventistische leiders van het eerste uur waarschuwden voor “gestolde geloofstradities” waarin dingen voor lange tijd werden vastgetimmerd en weigerden aanvankelijk zelfs een lijst van geloofspunten op te stellen. Ze zagen het gevaar dat dit als een “gestold” credo zou gaan functioneren. En Ellen White waarschuwde ook zelf regelmatig dat wat zij schreef geen absoluut gezag had maar altijd getoetst moest worden aan de Bijbel.

Crouwel zei in haar interview dat je als gelovige eigenlijk je persoonlijke geloofsbelijdenis moet opstellen, zodat deze je eigen geloofservaring en overtuiging weergeeft. Als onderdeel van een bepaalde geloofstraditie word je geïnspireerd door het geloofsbezit van je kerk, maar je belijdenis van wat je persoonlijk gelooft moet meer zijn en dieper gaan dan nazeggen wat je kerk gelooft.

Dat spreekt mij aan. De geloofstraditie die je hebt meegekregen—door geboorte en opvoeding en/of door een latere bewust keuze—is belangrijk. Het bepaalt in belangrijke make je identiteit als christen. Het geeft aan in welke “verpakking” je je christen-zijn wilt beleven. Voor mij is die adventistische “verpakking” waardevol. Ik zie nog altijd redenen genoeg om overtuigd adventist te blijven. Maar ik moet, net als ds. Crouwel, erkennen dat het geloofsbezit van mijn kerk in belangrijke mate een “gestolde” geloofservaring is geworden. Simpelweg te herhalen wat ik, volgens de 28 Fundamentele Geloofspunten geacht word te geloven is niet het soort geloof dat van binnen uit komt. Ik moet mijn eigen geloofsbelijdenis ontwikkelen, want het gaat er uiteindelijk niet om dat ik instem met wat een heleboel mensen officieel zeggen te geloven, maar wat ik persoonlijk geloof.  Komend vanuit een bepaalde geloofstraditie zal mijn persoonlijke geloofsbelijdenis daardoor onvermijdelijk “gekleurd” worden, maar het moet meer zijn dan formeel instemmen met een lijst van geloofspunten die nu eenmaal door de kerk officieel zijn vastgesteld. Echt geloof vraagt om een innerlijk doorleefd credo, om het continu zoeken naar antwoorden en je steeds afvragen wat werkelijke “fundamenteel” is in je geloof, in plaats van tevreden te zijn met het nazeggen van een “gestolde geloofservaring.”

 

De kunst om moeilijke dingen goed uit te leggen

Onderzoekers hebben 380.000 speeches van politici in tien Europese landen uit de periode 1946-2017 geanalyseerd en hebben daaruit kunnen concluderen dat het taalgebruik van linkse politici aanzienlijk ingewikkelder is dan dat van hun rechtse collega’s. Uit wat ik zo dagelijks in de krant lees en op de televisie hoor en zie ben ik geneigd hen zonder meer gelijk te geven. Rechts politici, vooral van het meer populistische soort, hebben vaak een heel simpele en directe boodschap. President Trump is daarvan momenteel wellicht het duidelijkste voorbeeld. Zijn boodschappen zijn recht-toe, recht-aan, in heel heldere taal. Hij geeftn simpele oplossingen voor moeilijke problemen.  Is er sprake van opwarming van de aarde?  Welnee, kijk maar naar de recente temperaturen in een groot deel van de VS. Is er een immigratieprobleem? Geef me voldoende geld om de muur te bouwen op de grens met Mexico en we houden de drugsmokkelaars en misdadigers tegen. Of je het er mee eens bent of niet, wat hij zegt is niet moeilijk te begrijpen. In ons land hebben mensen als Wilders een soortgelijke aanpak. Minder Marokkanen is volgens hem een groot deel van de oplossing van het misdaadprobleem in de steden. Terug naar de gulden in plaats van de gemeenschappelijke Euro levert elke burger een enorm voordeel op.  Geen geld meer naar ontwikkelingshulp. Dat betekent  een fikse besparing en die corrupte leiders in Afrika stoppen het geld toch maar in de eigen zak.

Voor politici die een genuanceerder verhaal willen vertellen—en die vind je vaak meer aan de linkerkant van het spectrum—is het meestal veel lastiger om hun boodschap over te brengen. De klimaatverandering en alles wat ermee samenhangt is een heel ingewikkeld verhaal en de vluchtelingenproblematiek is ook heel complex. Een rechtvaardiger samenleving scheppen doe je niet door simpelweg wat belastingen te verlagen of verhogen. De BTW verlagen zou een populaire maatregel zijn, maar je moet wel ergens geld vandaan halen om meer aan onderwijs en veiligheid te kunnen uitgeven. Dat uit te leggen vergt meer dan een reeks kreten die het goed doen voor de bühne, maar al snel door denkende mensen kunnen worden doorgeprikt.

Iets soortgelijks zien we op het kerkelijk erf. Ik ga nu wat generaliseren, maar ik denk dat er tenminste een kern van waarheid in zit. Veel “conservatieve” stemmen in de kerk hebben er weinig moeite mee hun visie kort en bondig samen te vatten. Je moet de Bijbel letterlijk nemen (“plain reading”). Zes dagen zijn zes periodes van vierentwintig uur. Als de Bijbel zegt dat Daniel in de zesde eeuw voor Christus leefde en profeteerde dan is dan zo. Als de Bijbel aangeeft dat homoseksuele praktijken een “gruwel” zijn dan hoeft er verder niet veel meer over gezegd te worden. De Katholieke Kerk voldoet aan alle kenmerken van de “kleine hoorn” en van het “beest uit de zee” dat in de Openbaring ten tonele wordt gevoerd. Daar hoeft dus verder geen discussie over te worden gevoerd. Etcetera.

Het is voor wat degenen die wat “liberaler” denken veel lastiger om hun visie duidelijk te maken. Zij proberen te laten zien dat de dingen vaak aanzienlijk ingewikkelder zijn dan op het eerste gezicht  lijkt en dat er alternatieve ideeën zijn die misschien meer hout snijden. En zij willen ook vaak dingen gewoon openlaten, omdat wij mensen nu eenmaal niet alles kunnen weten.

Waar het op aan komt, lijkt me, is dat linkse politici en “liberale” christenen meer hun best doen om ingewikkelde dingen op een eenvoudige (en dan bedoel ik niet: simplistische) manier uit te leggen. Soms zie je mensen die daar heel goed in slagen. Ik doe mijn best, maar hoor nog vaak van mijn vrouw dat ik minder moeilijke woorden en theologisch jargon moet gebruiken. Het is een stevige uitdaging, maar je hebt niets aan een goed doordachte boodschap als die niet helder kan worden gecommuniceerd. Daar valt bij veel “progressieve” politici zowel als “progressieve” zevendedags adventisten nog wel een flinke slag te maken.

The misuse of God’s name

Just over a week ago Sarah Sanders gave an interview to a Christian television channel. She is the “press secretary” of the White House and by now I have a fair impression, I think, of what kind of person she is. Most mornings I watch a number of news broadcasts, with CNN being one of them. CNN usually pays ample attention to Sanders” press conferences. I did not know, however, that Sarah Huckabee Sanders—as her full name is—is an active Christian. I learned from the Huffington Post that she is the daughter of a Baptist pastor, who later became the governor of the state of Arkansas. I assume that Sarah herself is also a member of the Southern Baptist Church.

In the interview with CBN (Christian Broadcasting Network) Sarah was full of praise for her boss. She said, among other things, that she believes it is God’s will that Donald Trump became the president of the United States. There is no doubt that Sanders belongs to the “base” of loyal Trump-followers. (I do not understand how any intelligent person can still think that Trump is worthy of the presidency. But that is another matter.) I certainly do not want to denigrate the genuineness of Sanders’ religious convictions. In fact, I admire people who speak openly about the role of their faith in their personal and public life. But I feel very uncomfortable when she connects God’s will with the US presidential election. If it were true that God had a hand in Trump’s becoming president of the United States, this would not strengthen my confidence in God’s leading role in the world and the universe.

It is often said that people have attained a certain office because God wanted them to be there. This is, for instance, often claimed for church leaders—also in the Adventist Church. For do the participants in a nomination or election process not spend considerable time in prayer, pleading for divine guidance? Should we not have the confidence that God hears those prayers? And should we not, once functionaries have been chosen, proceed on the basis that God decisively influenced their nomination or election?

It seems to me that this line if reasoning is rather naïve, when it concerns politics as well as church affairs. Trump became president after a bitter campaign, full of lies and surrounded by crooks, and the strange political system in the USA brought him the presidency without winning the popular vote. He won as a result of among other things, a relentless hate-campaign against his rival. And his victory may also have been partly due to foreign influence. Hopefully, we will soon know more about this when the Mueller report will be ready.

There ought to be no political maneuvering in church elections, but it would be utterly naïve to think that there is no politicking prior to, and during, most elections. Certainly, many prayers are being offered, but many members of nominating committees have, before the deliberations start, already made up their mind about who should and who should not be elected. And neither should the role of the ambitions of many of the candidates by underestimated.

Does God not get involved in any way with what happens in the political and ecclesiastical arena? Perhaps he does, if we allow him to put his stamp on our activities. But simply connecting God’s name to all kind of events in the state or the church is often a transgression of the third commandment that forbids the misuse of God’s name. This commandment urges us not to curse, but it has a much wider application. We should never attach God’s name to things that he can not approve of. And this is true for all aspects of our life.

Genezing van homo’s

Een paar dagen geleden berichtte het Nederlands Dagblad dat een zekere David Matheson uit de kast was gekomen. Hij liet via Facebookweten dat hij voortaan als homo door het leven wilde gaan.

Dat bericht is om een aantal redenen nogal opmerkelijk. In de eerste plaats omdat David Matheson een mormoon is en de Mormoonse Kerk is zeer gekant tegen homoseksualiteit. Daarnaast maakte de heer Matheson er geen geheim van dat hij 34 jaar lang getrouwd was en gaf hij te kennen dat hij een redelijk bevredigende en gelukkige huwelijksrelatie had. Vorig jaar scheidde hij echter van zijn vrouw en bekende hij dat hij zich al die tijd aangetrokken voelde tot mannen. Hij kon zijn wens om een intieme relatie met een man aan te gaan niet langer negeren, legde hij uit. “Het was een niet-onderhandelbare behoefte geworden.” Aldus een korte samenvatting van het krantenbericht.

Het meest opmerkelijke aan de kwestie is echter dat Matheson een van de oprichters was van een homo-genezingsorganisatie, Journey into Manhood, en als ex-homo (zoals hij zichzelf lange tijd omschreef) was hij de auteur van boeken over therapieën die homo’s van hun seksuele oriëntatie zouden kunnen genezen. Hij moest nu echter erkennen dat hij niet eerlijk was geweest tegen over zichzelf (en tegenover zijn cliënten) en ernstig tekort was geschoten.

Er zijn nog steeds christenen die er vast van overtuigd zijn dat het mogelijk is om mensen van hun homoseksualiteit te “genezen”. Dit, ondanks het feit dat verreweg de meeste deskundigen er absoluut van overtuigd zijn dat dit niet mogelijk is en dat het buitengewoon onethisch (of zelfs misdadig) is om te beweren dat het wél kan. Menige therapeut die zich met deze genezingspraktijken heeft beziggehouden heeft na verloop van tijd moeten erkennen dat werkelijke “genezingen” nauwelijks, of in het geheel niet, voorkomen. Leiders van de Exodus-beweging—een organisatie met afdelingen in verschillende landen die pretendeerde homo’s te kunnen “genezen” –hebben zich uit deze organisatie teruggetrokken, omdat zij beseften dat hun beweringen niet klopten met de feiten.

De leiders van de Adventkerk moesten ooit een pijnlijke les leren toen zij in de jaren tachtig Colin Cook, een naar de VS geëmigreerde Britse predikant, een forse subsidie gaven voor zijn organisatie die, naar hij beweerde, homo’s kon helpen om hetero te worden. De kerk moest door het stof toen bekend werd dat Cook zijn eigen geaardheid nooit achter zich had gelaten en zich op buitengewoon oneerbare wijze tegenover veel van zijn cliënten had gedragen.

Niettemin blijven er ook binnen de Adventkerk stemmen opgaan die zeggen dat God klaar staat om homo’s die van hun geaardheid af willen komen van hun “probleem” te genezen. Met enige regelmaat komen bij allerlei gelegenheden enkele adventistische mannen hun opwachting maken die zeggen dat ze hun homoseksualiteit hebben “overwonnen.”  Wat valt daarvan te denken? Zou het waar kunnen zijn, in weerwil van alle deskundigen die zeggen dat degelijke “genezingen” niet mogelijk zijn? Of is er misschien sprake van (zelf-)bedrog? Ik heb dat in verschillende gesprekken met mensen die m.i. weten waar ze het over hebben aan de orde gesteld. Daarbij wordt wel geopperd dat het hier mogelijk om mensen gaat die niet voor de volle honderd procent homo zijn, maar zich op de bekende Kinsey-schaal ergens rond het midden bevinden en dus naar beide kanten (naar de homo- zowel als de hetero-kant) kunnen gaan. Ook zou het mogelijk zijn, zo vertelde men mij, dat het in deze gevallen gaat om personen met een heel zwak libido—iets wat ook bij heteroseksuelen wel voorkomt.

Als een heteroseksuele man kan ik niet begrijpen wat het betekent om homo te zijn. Maar ik zou in ieder geval graag willen dat christenen (en heel nadrukkelijk ook zevendedags adventisten) ophouden met verwarring te stichten door almaar te blijven volhouden dat homoseksualiteit zondig is, maar dat het gelukkig iets is waarvoor “genezing” mogelijk is.

Maria Monk

Een paar dagen geleden werkte ik een paar uur als vrijwilliger in het archief van de Adventkerk in Nederland. Het doel was die morgen alle boeken en brochures die de kerk ooit in haar meer dan 120-jarige geschiedenis heeft uitgegeven door onze handen te laten gaan om de vele dubbele exemplaren te elimineren. Tijdens die klus kreeg ik onverwacht een klein boekje in handen dat niet door de kerk werd uitgegeven en dat mogelijk tussen aan partij oude boeken had gezeten die iemand aan het archief had gedoneerd. Het betrof een Nederlandstalige editie van een publicatie die een heleboel ophef veroorzaakte toen het in de VS verscheen.

Maria Monk (1816-1849) was een Canadese vrouw die beweerde dat in het klooster, waarin zij een aantal jaren zou hebben doorgebracht, de nonnen systematisch werden misbruikt door priesters die via een geheime tunnel in het klooster konden komen. De baby’s die het product waren van deze seksuele escapades werden (volgens het betoog van Maria Monk)—na te zijn gedoopt—gewurgd en in de kelder in een put met ongebluste kalk gegooid. Nonnen die niet meewerkten zouden met regelmaat spoorloos verdwijnen. Maria Monk schreef haar ervaringen in dit klooster in Montreal op in een boek dat in 1836 verscheen. De Nederlandse titel luidt: Maria Monk, de Zwarte Non. (Engelse titel: Awful Disclosures of Maria Monk, or, The Hidden Secrets of a Nun’s Life in a Convent Exposed.) Later werd ontdekt dat het verhaal in allerlei opzichten niet klopte en dat Maria kennelijk moeite had om feit en fictie van elkaar te scheiden.

Het boek verscheen in een periode van een snel toenemende antikatholieke stemming in Noord-Amerika. De miljoenen katholieke immigranten die het land binnenkwamen werden niet direct hartelijk verwelkomd door de in meerderheid Protestantse bevolking. De katholieken kregen het soort ontvangst dat je zou kunnen vergelijken met de manier waarop Moslems tegenwoordig worden bekeken door een groot deel van de autochtone bevolking in veel westerse landen.

Het zevendedags adventisme ontstond en ontwikkelde zich in de Verenigde Staten in dit antikatholieke klimaat. Boeken zoals die van Maria Monk waren ook populair onder de adventisten van de negentiende eeuw en zij twijfelden er over het algemeen niet aan dat deze op waarheid berustten.

Nu adventisten overal ter wereld gedurende dit kwartaal het boek Openbaring bestuderen doen we er goed aan te bedenken dat onze negatieve visie op het rooms-katholicisme zich ontwikkelde in deze agressief antikatholieke context. Als rechtgeaarde protestanten moeten adventisten ook nu nog kritisch naar het katholicisme blijven kijken. Er zijn heel veel dingen in het verleden van het rooms-katholicisme die ronduit verwerpelijk waren. En hoewel we positieve ontwikkelingen kunnen waarnemen in het katholicisme—zeker als gevolg van het Tweede Vaticaanse Concilie—blijven er een aantal leerstellingen die we als volstrekt onbijbels van de hand moeten wijzen. Maar bij het bestuderen van de lessen over het “beest” en daaraan verwante onderwerpen moeten we er wel voor zorgen dat onze houding niet voornamelijk gekleurd wordt door verhalen uit het verleden—of deze nu al dan niet waar zijn. Wij leven niet in de tijd van Maria Monk maar in 2019. Ik beschouw rooms-katholieke gelovigen als mede-christenen. Het moge zo zijn dat hun begrip van een aantal “waarheden” foutief is, maar het beeld dat Maria Monk schilderde was geen waarheidsgetrouw verslag van wat zich als regel in negentiende-eeuwse kloosters afspeelde en dergelijke publicaties moeten beoordeeld worden naar wat zij waren: eenzijdig, vooringenomen antikatholieke propaganda.

Het is een droevig feit dat de reputatie van de Rooms-Katholieke Kerk in recente jaren ernstige averij heeft opgelopen door seksuele schandalen. Maar laten we niet te snel reageren met Maria-Monk-achtige beschuldigingen. Het is waar dat de leiding van de katholieke kerk veel te traag(en soms onwillig) was om de geestelijken aan te pakken die zich aan misbruik van minderjarigen schuldig maakten. Maar laten we ook in alle eerlijkheid erkennen dat heel veel katholieke geestelijken zich niet op deze verschrikkelijke manier hebben misdragen. En helaas zijn ook andere geloofsgemeenschappen—inclusief de onze—niet altijd immuun gebleken voor dit soort seksueel wangedrag.