De wegenwacht voor gestrande reizigers

 

Nog maar twee weken geleden betaalde ik mijn contributie voor de Wegenwacht voor het jaar 2019.  Ik vond het best veel geld.  Maar gisteren moest ik concluderen dat het geld goed besteed was.

Vlak nadat ik van het landelijk kerkelijk kantoor wegreed, waar ik aan een bespreking had deelgenomen, kon ik mijn koppeling niet meer gebruiken en lukte het dus niet meer om te schakelen. Ik slaagde erin de auto te laten uitrijden naar een plek waar ik veilig kon staan. Na het keuzemenu van de ANWB te hebben doorlopen, kreeg ik contact met de wegenwacht. Na opgave van mijn lidmaatschapsgegevens was de boodschap dat het een uurtje ging duren.  Maar dat bleek mee te vallen. Binnen twintig minuten was het gele busje al in aantocht. De monteur wist meteen wat er aan de hand was en wist ook meteen dat hij het probleem niet kon verhelpen. Maar ik had geluk. Het wegenwachtbusje bleek een aanhangwagentje te kunnen uitklappen, waarop de twee voorwielen van mijn auto konden staan en de auto zonder problemen kon worden weggesleept. De monteur stelde voor de auto naar mijn garage in Zeewolde te brengen (zo’n 40 km) en mij dan vervolgens thuis af te leveren. Ik ben nog steeds onder de indruk van deze efficiënte en voortreffelijke service.

Onderweg, toen ik naast de monteur in het busje zat, kwamen we in gesprek. Hij vertelde mij dat hij onlangs een pastoor had geholpen. Die pastoor had hem verteld dat hij een boek had geschreven en had hem als dank een exemplaar toegestuurd. Daarop vertelde ik dat hij nu een dominee naast zich had zitten en dat ik ook wel eens boeken schreef. Ik beloofde hem om hem, net als dmijn katholieke collega had gedaan, ook een boek te sturen uit dank voor zijn voortreffelijke hulp. Er gaat dus deze week een exemplaar van een van de bijbelse dagboeken die ik heb geschreven naar hem toe!

Later op die dag dacht ik er opeens aan dat christenen eigenlijk ook een soort wegenwachters moeten zijn—klaar om mensen te helpen die langs de route van hun leven niet meer kunnen schakelen en niet meer verder kunnen. En daarbij denk ik dan vooral aan degenen die op weg zijn gegaan in de richting van het Koninkrijk, maar zijn gestrand en zonder hulp niet verder kunnen. Of, om het nog wat explicieter te maken: Ik denk dan aan allerlei mensen die ik persoonlijk goed ken maar die langs hun geestelijke parcours tot stilstand zijn gekomen. De vraag is dan: Heeft mijn kerk een deugdelijk mechanisme om deze pechgevallen te signalen, de coördinaten te bepalen van waar deze mensen zijn, en een apparaat in beweging te zetten om bijstand te bieden en zo nog iemand op sleeptouw te nemen naar een plek waar aan het probleem kan worden gewerkt? En ben ik voldoende paraat om meteen uit te rukken als dat nodig is?  Misschien kunnen we nog wel wat van de efficiëntie van de wegenwacht-organisatie leren.  (En ik elk geval had mijn wegenwacht-monteur voldoende “people skills” om zich eventueel te kunnen laten omscholen tot een goede pastor.)

 

 

Geldt het ook voor emeritus-engelen?

Het eerste hoofdstuk van het boek Openbaring is een van mijn favoriete bijbelgedeelten. Voor mij is het eerste visioen van Johannes heel erg relevant en bemoedigend. Johannes ziet “iemand die eruit zag als een mens”. Het verband maakt al snel duidelijk dat het hier gaat om Jezus Christus. Johannes ziet hoe deze persoon wandelt te midden van zeven gouden lampenstandaards, terwijl hij zeven sterren in zijn rechterhand houdt.

Sommige symbolen in de Openbaring blijven tamelijk raadselachtig, maar in dit geval wordt de uitleg er meteen bijgeleverd. De lampenstandaards zijn een symbool voor de gemeenten in Klein-Azië, waaraan de boodschap die volgt moet worden gestuurd. En de sterren staan voor de “engelen” van de zeven kerken.

Ik heb altijd betwijfeld of de traditionele uitleg van de Adventkerk, dat de zeven brieven aan de zeven gemeenten van toepassing zijn op zeven perioden in de kerkgeschiedenis, correct is. Ik zie niets in de tekst dat daarop wijst. Deze boodschappen waren in eerste instantie bestemd voor de specifieke kerkelijke gemeenten die gesticht waren in wat nu de kuststreek van westelijk-Turkije is. Maar het feit dat de Voorzienigheid ervoor heeft gezorgd dat de Openbaring in de canon van de Bijbel is terechtgekomen geeft mijns inziens aan dat dit bijbelboek een betekenis heeft die niet tot de eerste eeuw beperkt blijft, maar dat het kennelijk iets te zeggen heeft aan christenen overal en in alle tijden. De hoofdstukken 2 en 3 zijn een weerspiegeling van de diversiteit aan religieuze ervaringen van de christelijke kerk. En daarom is het beeld van een Jezus die wandelt tussen de lampenstandaards, terwijl hij zeven sterren in zijn rechterhand heeft, van blijvende betekenis.

Wat is het een geweldig bemoedigende gedachten dat Jezus aanwezig is te midden van zijn kerk. Dat was hij in de tijd van Johannes en dat is hij nog steeds. En als we in dit verband het woord “kerk” gebruiken dan bedoelen we daarmee geen kerkgenootschappen maar plaatselijke kerkgemeentes. Laten we hopen en bidden dat Jezus ook in de gangen en vergaderruimtes van kerkelijke hoofdkwartieren te vinden is, maar in Openbaring 1 is de focus op plaatselijk groepen gelovigen. Nu ken ik geen enkele lokale gemeente die volmaakt is. Maar uit de beschrijving van de kerk van Efeze en de andere zes plaatsen die worden genoemd blijkt wel dat geen van die gemeenten destijds ook volmaakt waren. Maar ondanks al hun onvolmaaktheden wandelt Christus te midden van ze.

Maar wat valt er te zeggen over de sterren? We krijgen te horen dat dit de “engelen” zijn van de gemeenten. Maar wie zijn dan die “engelen”? Er is soms wel gesuggereerd dat het hier gaat om beschermengelen die als specifieke opdracht hebben een bepaalde kerkgemeente te beschermen. Maar dat is niet zo. (Trouwens, het idee van “beschermengelen” heeft geen bijbelse basis.). Het woord “engel” is een vertaling van het Griekse woord “angelos” en dat woord betekent simpelweg “boodschapper.” Een “angelos” kan zowel een hemelse als een menselijke boodschapper zijn. In dit gedeelte verwijst het duidelijk naar menselijke boodschappers, namelijmk de leiders van de gemeenten. Christus houdt hen in zijn rechterhand—een symbolische uitdrukking van zijn macht en gezag.

Wat een geweldige gedachte, ook voor de ouderlingen en predikanten in onze gemeenten nu. Zij mogen met allerlei problemen te kampen hebben, en moeten misschien opboksen tegen rivaliteit en tegenstand. En misschien voelen zij zich van tijd tot tijd heel onzeker en onbegreoen. Maar zo hoeven zij zich niet te voelen, want Christus houdt de “engelen” van zijn gemeenten in zijn machtige rechterhand. En ik neem de vrijheid om te veronderstellen dat emeritus-engelen, zoals ik, daar ook bij zijn inbegrepen!

Laat ik er nog één opmerking aan toevoegen. Als Christus zoveel zorg heeft voor zijn “engelen” moet dat wellicht ook kerkleden inspireren om zich meer te bekommeren om de leiders van hun gemeente. Hun taak kan heel moeilijk zijn en tal van uitdagingen met zich meebrengen. Gods “engelen” in jouw gemeente moeten ook kunnen rekenen op jouw liefde en steun. Geef daarom uitdrukking aan je waardering voor hen in woorden, maar toon het ook op een tastbare manier!

Geen angst maar vertrouwen

Tijdens mijn praktijkperiode als aankomend predikant—nu ruim een halve eeuw geleden—bezocht ik op een gegeven moment een adventistisch gezin in Amsterdam. Onze broeder had juist aan grote Amerikaanse slee gekocht en ik vroeg hem wat hem tot deze ongewone aankoop had gebracht. Als mensen in die tijd al een auto hadden was het meestal een klein Europees of Japans exemplaar. Onze broeder legde me uit dat hij een grote auto nodig zou hebben op het moment dat hij (in de nabije toekomst) met zijn gezin zou moeten vluchten vanwege de vervolging van alle Sabbat-vierende christenen. Hij zou dan zijn gezin en enkele hoogstnodige bezittingen meenemen naar een dicht beboste streek in Zweden, waar zij, naar hij dacht, veiliger zouden zijn in het dichtbevolkte Westen van Nederland. (Hij had kennelijk even vergeten dat zijn auto een bezineslurper was en dat het moeilijk zou kunnen zijn om onderweg aan brandstof te komen in een tijd dat hij niet meer zou kunnen kopen of verkopen!). De meeste andere kerkleden namen niet dit soort extreme maatregelen, maar er was toch wel een algemeen gevoel van naderend onheil onder adventisten. Veel geloofsgenoten waren heel bang voor wat de toekomst zou brengen.

Maar ook vandaag de dag zijn nog heel wat adventistische gelovigen bang als ze nadenken over alle moeilijkheden die hen—volgens het adventistisch eindtijd-scenario—boven het hoofd hangen. Zullen zijn de “tijd van benauwdheid” kunnen doorstaan? En wat zal er met hen gebeuren als de zondagswetten het vieren van de sabbat tot een uiterst riskante aangelegenheid zullen maken? En wat te denken van het einde van de genadetijd en de periode dat zij niet langer kunnen rekenen op een Middelaar?

Ik maak me zorgen dat in het komend kwartaal dit soort vrees bij velen zal terugkeren of groter zal worden, nu we ons wereldwijd tijdens onze wekelijkse periode van bijbelstudie met het Boek Openbaring zullen gaan bezighouden. Ik vrees dat er ook dit keer veel nadruk zal liggen op de draak, het beest uit de aarde en het beest uit de zee, en ik ben ook bang dat het soort vijanddenken dat (naar ik dacht) wat op de achtergrond begon te raken weer een nieuwe impuls zal krijgen. Veel leden van de sabbatschool zijn waarschijnlijk niet op de hoogte van het feit dat de studiegids voor dit kwartaal in een laatste stadium, nadat de tekst al ter vertaling en publicatie naar alle uitgeverijen was gestuurd, nog zeer aanzienlijke wijzigingen moest ondergaan, omdat er “ernstige theologische fouten” in het oorspronkelijke manuscript zouden staan. Helaas waren deze correcties erop gericht om te garanderen dat het boekje alleen de traditionele standpunten zou weergeven.

Gelukkig zijn er echter een aantal initiatieven ontwikkeld om ook andere perspectieven en nieuwe gedachten over het laatste Bijbelboek onder de aandacht te brengen. In mijn blog van drie weken geleden maakte ik al melding van het wekelijkse commentaar dat verzorgd gaat worden door ds. Werner Lange, de gepensioneerde redacteur van het Duitse adventistische uitgevershuis en dat gepubliceerd wordt, zowel in het Duits als in het Engels—op de website van de Duitse Hansa Conferentie (https://hansa.adventisten.de/aktuelles/offenbarung-diy/). Een Engeltalige versie is te vinden op de website van Adventist Today (https://atoday.org).  Ik kan ook de website aanbevelen van dr. Jon Paulien, een expert op het gebied van de uileg van Openbaring (http://www.thebattleofarmageddon.com). Ook het wekelijke commentaar op de studie van de sabbatschool op de website van Spectrum biedt vaak veel frisse inzichten.

Bij mijn studie van het boek Openbaring gedurende de komende maanden wil ik steeds in het oog houden dat dit bijbelboek niet zozeer openbaring is van de draak of van de “beesten” die worden genoemd, maar van het Lam—Jezus Christus. Ik wil ook in gedachten houden dat dit boek begint met een visioen van Jezus die wandelt tussen een aantal kandelaren, die lokale gemeenten symboliseren, en dat het eindigt met de aanwezigheid van Christus tussen zijn volk in een nieuwe wereld. Alles in de tussenliggende hoofdstukken heeft met dat overkoepelende thema te maken. Het  maakt allemaal deel uit van het patroon van de christelijke pelgrimage: individueel en collectief. Zeker, er is sprake van uitdagingen en we worden geconfronteerd met instanties die ons, in steeds veranderende samenstellingen, het leven moeilijk kunnen maken. Maar wat er ook gebeurt, het leven van een christen kan een leven van overwinning zijn. Dat is de draad die door alles heen loopt. De Openbaring moet ons geen angst aanjagen, maar een gevoel brengen van bestemming en overwinning. Ik hoop dat veel mensen bij hun wekelijkse studie nieuwe dingen zullen ontdekken en dat hun doel niet zozeer is om meer te weten te komen over wie hun vijand is, maar om een beter beeld te krijgen van hun Vriend, die zich in dit Bijbelboek openbaart.

 

267

De media meldden vorige week dat in Nederland elke dag 267 mensen hun lidmaatschap van de kerk waartoe zij behoren opzeggen. Dat betekent dus dat in een jaar tijds honderdduizend Nederlanders officieel afscheid nemen van hun kerk. Helaas is dat nog maar een deel van het droeve totaalbeeld, want er zijn daarnaast ook grote groepen mensen die zich nog niet formeel hebben laten uitschrijven, maar al in jaren niet meer naar een kerk zijn geweest of de laatste tijd zich steeds minder met hun kerkelijke gemeente verbonden voelen en zich heel dicht bij de achterdeur van de kerk bevinden. Het is geen trend die in 2018 is begonnen maar die al jarenlang gaande is.

Hoe staan de zaken er voor in de Adventkerk?  Die groeit nog gestaag. Elke dag komen er wereldwijd zo’n 3.500 adventisten bij. Vooral in sommige landen in het Zuiden is er flinke groei. Maar toch is die groei niet zo sterk als zo’n twintig jaar geleden werd voorspeld. De prognoses luidden toen dat we in 2020 minstens dertig miljoen leden zouden hebben, maar in werkelijkheid zitten we nu zo rond de twintig miljoen. Nog altijd een respectabel aantal, maar toch beduidend minder dan eerder werd gedacht. Een groot probleem is niet alleen de stagnatie van de kerkgroei in de westerse wereld, maar ook het feit dat we van alle nieuw-gedoopten na enkele jaren nog maar weinigen terugzien. Ik hoorde vorige week uit “doorgaans welingelichte bron” dat de kerkleiders in Rwanda ervan uitgaan dat van de 110.000 personen die enkele jaren geleden tijdens een massale actie werden gedoopt, uiteindelijk 93 procent weer afhaakt.

Maar het nieuws is niet alleen maar negatief. Binnen de Adventkerk zijn er naast zorgelijke tendensen ook goede ontwikkelingen te melden, zowel in Nederland als elders. Dat gekdt ook voor andere geloofsgemeenschappen. Terwijl ook in 2018 weer zo’n honderdduizend mensen in Nederland hun kerk verlieten, ontstonden er hier en daar ook nieuwe gemeenten en kwamen veel afgeslankte gemeenten sterker uit dit proces tevoorschijn. Van veel kanten hoor je dat gemeenten die in ledental achteruitgaan het moeilijk vinden om te overleven, maar je hoort ook geluiden dat, hoewel een gemeente kleiner is geworden, het nu een meer vitale, homogenere gemeenschap is, met een duidelijker focus op haar missie. En terwijl veel kerkgenootschappen leden verliezen zijn er ook kerkgenootschappen en onafhankelijke gemeenten die juist groeien. En de komst van immigranten heeft in veel plaatsen aan christelijk Nederland een stukje extra elan gegeven. Gelukkig is het in Nederland in de kerk niet alleen maar kommer en kwel.

Als we aan het einde van een jaar de balans opmaken van hoe het er met de kerk voorstaat is het belangrijk om vooral het grotere plaatje niet uit het oog te verliezen. Door de eeuwen heen heeft de christelijke kerk goede en minder goede tijden gekend. En dat de kerk het in veel opzichten in onze geseculariseerde, postmoderne wereld zwaar heeft kan niemand ontkennen. Maar de kerk staat niet op het punt om te verdwijnen. We mogen vasthouden aan de bijbelse belofte dat er uiteindelijk een enorme menigte zal zijn voor de troon van God “die niemand kan tellen.”

Er blijft een “rest” van gelovigen voor wie God belangrijk is, die hem wil dienen en het geloof in Jezus wil vasthouden. Ik geloof dat die “rest” bestaat uit de veelkleurige, multiculturele massa van gelovige en toegewijde lutheranen, rooms-katholieken, gereformeerden, baptisten, pinkstermensen en een bonte verzameling van andere christenen. En van die “rest” maken ook adventistische christenen een belangrijk deel uit. Met hun eigen geluid hebben zij een belangrijk aandeel in de verkondiging van het evangelie.

Laten we proberen ons in 2019 minder te focussen op aantallen, maar vol vertrouwen verdergaan met onze missie om het evangelie in woord en daad uit te dragen, met die bijzondere accenten waarmee we als adventisten ook andere christenen kunnen verrijken.

 

Tradities

Iets eerder dan in de meeste jaren belde deze week de krantenbezorger aan de deur om zijn kaartje met kerstgroeten te overhandigen. En natuurlijk verwachtte hij dat we de al lang bestaande traditie zouden honoreren door  onze dank voor zijn diensten in de vroege ochtend met een paar Euro’stot uitdrukking te brengen.

Deze week is er bij ons thuis nog een andere belangrijke traditie. Op de 22edecember vieren mijn vrouw Aafje en ik weer onze trouwdag door samen ergens te gaan eten. Dit jaar is het de 54everjaardag van ons huwelijk.

Ik ga er vanuit dat ook dit jaar de plaatselijke traditie  van een tijdelijke ijsbaan op het belangrijkste plein van Zeewolde in ere wordt gehouden, en dat niet ver daarvandaan ook de oliebollenkraam weer zal verschijnen.

Tradities zijn in ons leven belangrijk en dat is zeker zo rond de Kerst. In de meeste huizen (en ook bij ons) is de kerstboom opgetuigd en veel mensen (met inbegrip van heel velen die zelden of nooit in een kerk komen) maken plannen om een kerstdienst bij te wonen.

Zevendedags Adventisten hebben zich vaak ongemakkelijk gevoeld ten aanzien van tradities—vooral in het kader van kerk en geloof. Maar of wij ons dat nu al dan niet realiseren, ook adventisten hebben heel veel tradities, vaak zonder daar al te veel over na te denken, geaccepteerd. Er is geen enkele Bijbeltekst die voorschrijft dat we eens in het kwartaal het avondmaal moeten vieren. Dat is een traditie die we van onze methodistische broeders en zusters hebben overgenomen. In veel Adventgemeenten is er een traditie dat het brood dat bij de avondmaalsviering is overgebleven moet worden verbrand. Onze jaarlijkse gebedsweek is omgeven met een reeks van tradities, en ook de orde van dienst op elke sabbatmorgen volgt gewoonlijk een vast traditioneel patroon. Ik zou er nog heel wat voorbeelden aan kunnen toevoegen.

Lange tijd hadden veel Adventgemeenten in Europa grote aarzelingen ten aanzien van het organiseren van kerstdiensten. En een kerstboom was so-wie-so uit den boze. Het kerstfeest wss immers, zo zei men, van heidense oorsprong en paste dus niet in een kerk die haar geloof en praktijk baseert op de Bijbel in plaats van op menselijke tradities.

Het zou ons leven echter heel sterk verarmen als we alle tradities opzij zouden willen zetten. We hebben familietradities nodig. En we hebben tradities nodig in de plaats, de regio of het land waar we wonen. Ook in de kerk zijn tradities belangrijk. Plaatselijke gemeenten hebben vaak betekenisvolle tradities die aan die gemeente een heel speciaal cachet geven. En is is niets mis mee om wereldwijde adventistische tradities in ere te houden, zolang die niet elke poging tot vernieuwing in de kiem smoren.

Maar moeten we ons geen zorgen maken over de herkomst van onze tradities? Is het van belang of ze van heidense, of misschien van katholieke of calvinistische origine zijn? Ik denk van niet. Tradities hebben dikwijls een lange en onduidelijke geschiedenis. Uiteraard zijn er tradities die we beter kunnen afschaffen. Daarnaast is het ook goed dat bepaalde tradities in de loop der tijd veranderen. Ik zou wel een paar tradities binnen de kerk kunnen noemen die wat mij betreft morgen zouden mogen verdwijnen. Waar het om gaat is of de tradities die we koesteren betekenis voor ons hebben. Het gaat niet om de oorsprong van tradities, maar om wat ze ons vandaag de dag te zeggen hebben.

Ik geniet van de kersttijd en de vele tradities erom heen. Ik houd van de kerstzang, van de carrols, van de kerstverlichting in de straten en gebouwen en van de kerstsfeer in huis. Als predikant vind ik het fijn om een kerstpreek voor te bereiden en een aandeel te hebben in kerstdiensten. Ik weet dat de kersttijd vooral door de commercie wordt uitgebuit, maar het is een blijft een goede zaak dat er een tijd in het jaar is wanneer er aandacht is voor de komst van onze Heer naar deze wereld.

Ik wens alle lezers van mijn blog gezellige en gezegende kerstdagen!