Yearly Archives: 2010

Vragen rond gebak

 

Gisteren bleek maar weer eens dat de Nederlandse Adventkerk uniek is binnen de adventistische wereldkerk. Namens de landelijke kerkelijke leiding werd er in de plaatselijke gemeenten na de morgendiensten op koffie met gebak getrakteerd. Ik vermoed dat het algemeen op prijs gestelde gebaar hier en daar in hogere kerkelijke regionen de wenkbrauwen zou doen fronsen, maar het was, lijkt mij, een gouden greep om de landelijke enquête, die overal gezamenlijk moest worden ingevuld, te promoten.

 

In de plaatselijke gemeente waar ik gisteren kerkte was de bereidheid om de lange vragenlijst in te vullen, voor zover ik kon zien, unaniem. Ruim een half uur hadden de meesten nodig om de veel te kleine kleine lettertjes van alle vragen te ontcijferen en te bedenken of ze het met een bepaalde bewering eens of oneens waren. De vragen waren over het algemeen duidelijk. Maar ik vond het vaak wel moeilijk te bepalen of ik het ergens eens, dan wel geheel eens, of oneens dan wel geheel oneens was.

 

Ik miste ook wel wat aandachtsgebieden.  Waarom waren er geen vragen die meer specifiek vroegen naar de mate waarin bepaalde traditionele geloofspunten nog van belang worden geacht? Of in hoeverre bepaalde traditionele adventistische lifestyle beginselen worden nageleefd en hoe in 2010 aan bepaalde ethische standpunten invulling wordt gegeven? En wilde de leiding van de kerk niet wat concretere informatie hebben over de mate, en in welke opzichten, zij het vertrouwen geniet van de leden en in hoeverre dat ook geldt voor de predikanten in het algemeen?

 

Ik besef dat je een vragenlijst niet oneindig kunt uitbreiden. Op zich was het een prima initiatief dat van een professionele opzet getuigd en dat hopelijk heel wat nuttig informatie zal opleveren.  We moeten wel hopen dat er niet teveel tijd zal verstrijken tussen het houden van de enquête en de publicatie van de resultaten, want als we nu een lange tijd niets horen zou dat de waardering voor het project snel doen verdampen.

 

Blijft natuurlijk de vraag in hoeverre meerderheidsstandpunten bepalend kunnen zijn voor het beleid van een bestuur. De kerkleiding heeft immers een speciale verantwoordelijkheid en moet leiden in plaats van geleid worden. Een vroegere minister van defensie zei ooit: ‘Congressen kopen geen straaljagers.’ Hij bedoelde te zeggen dat de gekozen politici belangrijke concrete beslissingen dienen te nemen een daarbij vanuit hun verantwoordelijkheid en kundigheid een besluit moesten nemen en dat zoiets niet gebeurt aan de hand van een volksraadpleging. Zoiets geldt, lijkt mij, ook binnen de kerk. Maar luisteren naar wat op het grondvlak wordt gezegd en gedacht is wel een belangrijke ingrediënt om tot goed beleid te komen. En daar achter te komen is wel een landelijke gebaksronde waard.

 

Terwijl wij ons gisteren door de vragenlijst worstelden kwamen in Arnhem 5.000 CDA’ers bijeen in een landelijke consultatie. Ook daar was sprake van leiders die wilden weten hoe er aan de basis wordt gedacht. Ik heb de samenvattingen van de dag gisteravond met spanning gevolgd. Als ik in Arnhem was geweest had ik ‘nee’ gestemd. Maar ik ben geen lid van die partij en had bovendien wat belangrijkers te doen. En is werd niet getrakteerd op gratis koffie en gebak! Misschien zouden Verhagen en consorten in dat opzicht nog wat kunnen leren van de leiders van de Nederlandse Unie van Adventkerken.

 

Een man van formaat

 

Op dinsdag ontving ik een mailtje van ds. Jan Knopper, een emerituspredikant van Nederlandse afkomst die al lange tijd in Australië woont. Met enige regelmaat corresponderen we met elkaar. Dit keer was het een korte mededeling, namelijk dat Walter Scragg de middag daarvoor was overleden. Inmiddels hebben de diverse adventistische media er uitgebreid over bericht.

 

Walter R. L. Scragg is op de leeftijd van 84 jaar overleden na een opmerkelijke carrière in de Adventkerk op drie continenten. Ik leerde hem tamelijk goed kennen in de tijd dat hij voorzitter was van de regio Noordwest Europa, de ‘divisie’ waar ook de kerk in Nederland onder valt. Hij bekleedde die functie van 1975 tot 1983. In die tijd kwam hij vaak naar Nederland en meestal had ik dan het genoegen hem te mogen vertalen. Ook bij internationale vergaderingen zag ik hoe hij opereerde en dat maakte behoorlijk veel indruk op me. Na zijn periode bij ‘onze divisie’ werd hij gekozen tot voorzitter van de regio van Australië, de Papua Republiek en de eilanden van de Stille Zuidzee. Daar gaf hij leiding tot 1990.

 

Scragg was een man van formaat—zowel fysiek als in overdrachtelijke zin. Hij was een sterke leidersfiguur, maar was altijd heel benaderbaar, ook voor jongere ‘werkers’, die nog niet in de kerkelijke hiërarchie tot enige hoogte waren opgeklommen. Hij was iemand met grote communicatieve gaven, zowel via het gedrukte woord als via de radio. Hij was waarschijnlijk een van de eerste leiders in de kerk die oog had voor de digitale toekomst en de mogelijkheden van e-mail, etc., ging benutten. Hij was een vernieuwer en trok vooral ook jonge medewerkers aan die hem in zijn drang om te veranderen konden volgen.

 

Walter Scragg had er moeite mee om met pensioen te gaan. In 1991 ging hij, op 65-jarige leeftijd, weer aan het werk. Hij werd het hoofd van Adventist World Radio—waarvan de organisatie toen volop in opbouw was. Ik herinner me dat hij in die functie eens Abidjan, in het Afrikaanse Ivoorkust, bezocht, waar ik toen woonde. Ik had een buitengewoon interessante dag toen ik hem naar Yamasokro reed, zo’n 200 kilometer ten noorden van Abidjan, waar we de nieuwe kathedraal bezochten (in veel opzichten een kopie van de St. Pieter in Rome—maar dan iets groter!).  In 1996 ging hij opnieuw met pensioen, maar niet voor lange tijd. Twee jaar lang leidde hij de grootste Adventgemeente in Sydney, Australië, als seniorpastor.  Tenslotte onderbrak hij voor de derde keer zijn pensioen door meer dan een jaar de tijdelijke leiding op zich te nemen van de ruim vierduizend leden tellende Sligokerk in Washington, DC (USA). Hij was toen inmiddels ruim 75 jaar oud.

 

Ik koester grote bewondering van mensen als Walter Scragg. Er is, naast zijn grote werklust en zijn vooruitstrevende geest, trouwens nog een ander aspect dat ik waardeer. Scragg was een levensgenieter en iemand die volop in het leven stond. Hij was een veellezer, hield van goede restaurants en van veel reizen. Al met al zijn er dus wel wat dingen waar ik mezelf enigszins in herken. Dergelijke mensen van formaat inspireren me om, zo mogelijk, ook nog een tijdje actief en nuttig te blijven!

 

Hoe welkom is de paus?

 

Met aandacht volgde ik gisteravond de rechtstreekse BBC-uitzending van de inspirerende oecumenische gebedsdienst in the Westminster Abbey, waarbij aartsbisschop Dr. Rowan Williams, de leider van de Anglicaanse Kerk, samen met Paus Benedictus XVI, voorging. De dienst was onderdeel van het vierdaags bezoek dat de paus op dit moment aan Groot Brittannië brengt. Voor de dienst waren ook de leiders van andere kerken in het land uitgenodigd. Toen zij binnen werden geleid lette ik goed op of ik ook de leider van de Britse Adventkerk, ds. Don McFarlane, zag. Hij was niet van de partij. Ik neem aan dat hij wel was uitgenodigd, maar dat weet ik niet zeker. Maar als hij was genodigd, dan zou hij vrijwel zeker niet gekomen zijn. Of hij zelf had willen komen weet ik niet, want daar ken ik hem niet goed genoeg voor. Maar een groot deel van zijn kerkleden zou het zeker niet op prijs hebben gesteld. Dat vind ik heel jammer. Want ik geloof dat wij als adventistische christenen elke gelegenheid dienen aan te grijpen om te laten zien dat wij ook christenen zijn. En waar christenen paraat zijn horen wij ook van de partij te zijn. Dat is, althans, mijn vaste overtuiging.

 

In de Britse versie van AdventThe Messenger, het officiële tijdschrift van de adventisten in het Verenigd Koninkrijk—schreef Ds. McFarlane een artikel over het pausbezoek. Daarin riep hij de Britse adventisten op het pausbezoek niet aan te grijpen voor felle antikatholieke reacties (‘pope-bashing’), omdat die in strijd zijn met de geest van het evangelie en bovendien contraproductief zijn bij het volvoeren van onze missie. Wij hebben een belangrijke boodschap, schrijft hij, en die krijgen we niet over het voetlicht door ons tegen andere gelovigen af te zetten. Hij ondersteunde zijn betoog met een helder citaat van Ellen G. White. Zijn verhaal kwam in feite hierop neer: katholieken zijn medechristenen; deze medechristenen hebben hun leider op bezoek; en als zodanig heten ook wij hem ook hartelijk welkom.

 

Wie het bezoek enigszins volgt, ontdekt al snel dat het erg veel publiciteit krijgt, zowel van katholieke als van niet-katholieke zijde. Maar het is niet onomstreden. De Britse koningin, die formeel hoofd is van de Anglicaanse staatskerk, gaf er de voorkeur aan Benedictus in Schotland te verwelkomen, waar zij die rol niet heeft. Het bezoek is omgeven met veel ceremonie en wordt duidelijk van veel belang geacht. Toch is het niet de grote of groeiende rol van de kerk die triomfantelijk doorklinkt. De paus moet herhaaldelijk erkennen dat zijn kerk moreel gefaald heeft. Hij is pessimistisch gestemd over de tanende invloed van het geloof in de westerse samenleving en roept de kerk op er alles aan te doen een duidelijker geluid te laten horen. Hij waarschuwt tegen allerlei tendensen in de maatschappij die geloof en kerk marginaliseren en verhult niet dat de kerk niet voldoende nieuwe priesters kan vinden.

 

Als protestant—specifiek als protestant van adventistische huize—kijk ik kritisch naar de ontwikkelingen binnen de christelijke kerken, vooral binnen de kerk van Rome. Een aantal cruciale theologische bezwaren blijven levensgroot bestaan en het Vaticaan is nog steeds een machtfactor van, vaak bedenkelijke, betekenis. Maar terwijl ik dat zie probeer ik niet blind te zijn voor allerlei andere ontwikkelingen. Ik neem de moeite om boeken te lezen die deze paus geschreven heeft en ook onbevooroordeeld en zorgvuldig te luisteren naar wat hij zegt—ook tijdens dit belangrijke bezoek. Daarin klinken vaak verrassende inzichten door. Benedictus is een man met diverse kanten. Ik probeer een mening over hem te vormen, maar geen oordeel. Dat komt mij niet toe.

 

Appie Baantjer

 

Af en toe word je even door het verleden ingehaald.  Onlangs overleed de bekende schrijver van politieromans Appie Baantjer. De auteur van wie onlangs het zeventigste boek verscheen stierf op 86-jarige leeftijd. Ik heb, eerlijk gezegd, nog nooit iets van hem gelezen en evenmin ooit een van de televisiefilms gezien die op zijn verhalen geïnspireerd zijn. Ik heb wel eens een paar boeken van hem doorgebladerd maar het leek me allemaal tamelijk simpeltjes. Toch deed het bericht van de dood van deze voormalige rechercheur van het befaamde bureau Warmoesstraat even een belletje rinkelen.

 

De familie Baantje kwam oorspronkelijk uit Urk. Ik weet niet waarom ze in Amsterdam zijn terechtgekomen, evenmin als ik dat precies weet waarom mijn vader in Amsterdam ging wonen (van mijn moeder weet ik dat wel: zij werd dienstmeisje bij een joodse familie). Maar het toeval wil dat de familie Baantje en de familie Bruinsma buren werden in de van Heemskerkstraat in Amsterdam-C. Daar woonden wij op nummer 5, 2-hoog en de Baantjer familie op 3-hoog. Ik woonde daar vanaf mijn geboorte in 1942 tot de winter van 1947-48 en heb alleen een paar vage herinneringen aan die prille periode van mijn jeugd overgehouden. Mijn oudste zus daarentegen heeft heel veel herinneringen aan buurjongen Appie. Ik kan me er echter met recht op beroemen dat ik een buurjongen had die een BN’er is geworden.

 

Je zou dus kunnen zeggen dat deze straat in deze Mokumse volksbuurt (die inmiddels als gevolg van stadsvernieuwing er onherkenbaar anders uitziet) tenminste twee schrijvers heeft opgeleverd, waarvan (dat geef ik grif toe) de één wat meer bekendheid heeft gekregen dan de ander. Maar in zeker opzicht staan we quitte. Ik heb nooit iets van Baantjer gelezen en ik vermoed stellig dat Baantje nooit iets van mij onder ogen heeft gehad.

 

Maar ook op een andere manier haalde het verleden mij even in. Ik kreeg een reactie op een recente blog van ene Bert uit de kop van Noord-Holland. Hij vroeg zich af of ik bij hem in de klas had gezeten op het Christelijk Lyceum in Alkmaar.  En zo ja, zou ik dan eens willen reageren. Nou, dat vermoeden van hem klopt dus. Wij hebben inmiddels een paar mails gewisseld. Bert is, net als ik, inmiddels emeritus predikant. Wij hebben een afspraak gemaakt om over een paar weken bij een bakje koffie wat bij te praten.

 

Maar ik ben zojuist weer met mijn neus op het heden gedrukt. Ik ontdekte een uurtje geleden dat ik voor vanavond op het rooster sta voor de wijding in woonzorgcentrum Vredenoord. Op de een of andere manier had ik kennelijk verzuimd dat in mijn agenda te noteren. Ik zal dus nu eerst maar eens gaan bedenken waarover ik het vanavond zal hebben!

 

Diversiteit

 

 

Een Zweedse homoseksuele adventist vertelde mij dit weekend dat hij al veertig jaar samen is met zijn partner. Maar hij vertelde mij ook dat hij, toen hij uit de kast kwam, door zijn plaatselijke Adventgemeente meteen van zijn lidmaatschap werd beroofd. Een lesbienne uit de Verenigde Staten die actief was in het kerkelijke campmeeting circuit met lezingen over gezinstherapie vertelde aan de groep dat zij, nadat zij duidelijkheid had gegeven over haar seksuele geaardheid, nooit meer een uitnodiging had ontvangen om een lezing te komen houden bij adventistische kerkelijke evenementen. Ik vroeg een homoseksuele man uit Schotland die na vele jaren van ontkenning uiteindelijk aan zichzelf en anderen had toegegeven dat hij ‘zo’ was, of hij in zijn plaatselijke gemeente kon blijven functioneren. Gelukkig had men hem niet als lidmaat geschrapt, maar hij kon zijn eerdere functies niet behouden. Een Keniaanse (tamelijk) jonge man was naar Glascow verhuisd om in eigen land aan de schier ondragelijke druk te ontsnappen dat het toch wel hoog tijd werd dat hij een vrouw zocht. Het waren slechts vier van een reeks van aangrijpende verhalen.

 

Het afgelopen weekend was er een weekend van de internationale Kinship beweging—de adventistische organisatie van en voor ‘gays and lesbians’ in het Limburgse Neer. Ik was op vrijdagavond en op zaterdag de gastspreker en hield een viertal lezingen over ‘the celebration of diversity.’ Hoe gaat onze cultuur om met diversiteit? Wat zijn de bijbelse perspectieven? Hoe ging en gaat de Adventkerk om met ‘diversiteit’? Welke toekomstige ontwikkelingen kunnen we verwachten? Het was voor mij en mijn vrouw een buitengewoon boeiende en verrijkende ervaring om samen te zijn met enkele tientallen geloofsgenoten uit een aantal landen die ‘anders’ zijn en met dat ‘anders-zijn’ zo goed en zinvol mogelijk willen leven en ook graag ‘gewoon’ en zonder gediscrimineerd te worden lid van onze geloofsgemeenschap willen zijn.

 

Ik bevond mij korte tijd in een wereld die mij grotendeels vreemd is. Ik kan niet invoelen wat het is om homo te zijn. Ik moet ook erkennen dat ik (nog) geen antwoord heb op alle theologische vragen en ook niet goed weet hoe we een mentaliteitsverandering in de kerk kunnen bevorderen en mensen kunnen helpen een geweldige sprong te maken in de manier waarop de kerk hen door de jaren heen heeft leren denken. Maar het weekend heeft zeker mijn overtuiging gesterkt dat de kerk niet het recht heeft broeders en zusters die ‘anders’ zijn en in een monogame relatie geluk hebben gevonden, de deur te wijzen of als tweederangs leden te behandelen.

 

Vanuit Neer spoedden wij ons op zondagmorgen naar de Open Dag van de kerk in Huis ter Heide, waar Kinship aanwezig was met een kleine stand, met het doel om op een niet confronterende manier informatie te geven en in gesprek te komen met Nederlandse adventistische homo’s.  Het is in elk geval positief dat deze bescheiden aanwezigheid niet tot vervelende protesten leidde.

 

De Open Dag op zich was een ervaring van een heel andere orde dan het Kinship-weekend in Limburg, maar niet minder fijn om bij te wonen. Mede dank zij het fantastische weer, maar ook door de puike organisatie, was het een waar feest van diversiteit. Heel wat van de aangeprezen waren in diverse kraampjes vallen niet direct binnen mijn belangstellingssfeer, maar het is geweldig dat hier allerlei activiteiten van verschillende snit, van ‘links’ tot ‘rechts’, naast elkaar de ruimte kunnen krijgen en in al hun bonte verscheidenheid kunnen laten zien dat we één kunnen zijn in diversiteit.