Monthly Archives: April 2011

Rococo en kunstroute

 

Toen ik in de derde en vierde klas gym zat van het Alkmaarse Christelijke Lyceum was ik lid van de redactie van ons schoolblad Spectator. Een tijdje was ik zelfs de hoofdredacteur en moest ik er dus voor zorgen dat er elke maande een schoolkrant van 24 bladzijden op A5 formaat verscheen. Zoals gebruikelijk moest ook toen de redactie vrijwel alle kopij leveren. (Ik moest trouwens ook de advertentieruimte zien te verkopen zodat we voldoende inkomsten hadden!)  Geruime tijd schreef ik een maandelijks dubbel-interview. Ik interviewde een docent en probeerde dan vervolgens een prominente Alkmaarder te vinden met dezelfde naam, die ik dan vervolgens dezelfde vragen ging stellen.  Ik herinner me dat een van mijn vragen was: Wat vind u het leukste woord? De leraar Duits antwoordde: het woord Rococo! Ik had geen idee wat het betekende.

 

Daarna, toen ik met mijn opleiding aan het theologische seminarie ‘Oud Zandbergen’ bezig was, werd ik haast als vanzelf betrokken bij de productie van het schoolblad De Gong—een maandelijkse uitdaging waarbij we dikwijls de grenzen opzochten van wat de adviseur, die ons vanuit het docentencorps was toegevoegd, toelaatbaar achtte.

 

Eigenlijk heb ik sindsdien altijd wel met regelmaat iets geschreven. Ik heb niet alles verzameld wat in druk verschenen is. Soms blader ik door oude jaargangen van kerkelijke tijdschriften in het kerkelijk archief in Huis ter Heide en kom ik iets tegen dat ik ooit geschreven heb, maar wat ik totaal was vergeten. In een enkel geval is het pijnlijk er weer aan herinnerd te worden.

 

Met voldoening kijk ik zo af en toe naar de twee planken in mijn boekenkast die nu gevuld zijn met boeken en brochures die ik in de loop der jaren heb geschreven of waaraan ik op de en of andere manier heb meegewerkt. Regelmatig komt er wat bij. Een paar weken geleden ontving ik de Zweedse uitgave van het boekje van ‘Wat Geloven Zevende-dags Adventisten?’ (Vad sjundedags-advertisterna tror) en een boek met een wat academischer titel, waarvoor ik een hoofdstuk had geschreven (Parochialism, Pluralism, and Contextualization: Challenges to Adventist Mission in Europe—18th-21st Centuries). Afgelopen week verscheen de bundel met honderd blogs: Wie goed kijkt ziet altijd wat.  Het is een aantrekkelijke paperback geworden met meer dan 200 bladzijden. De inkomsten van de verkoop gaan voor de volle honderd procent naar een project in Haiti: de herbouw van een basisschool die tijdens de aardbeving van vorig jaar werd verwoest.[i]

 

Maandag wordt de levering van een gebonden boek met meer dan 400 bladzijden verwacht (de Nederlandse editie van Het Rijk van God, geschreven door dr. Richard Rice). Ik heb daarvan  een derde deel vertaald en de redactie van het gehele boek verzorgd).  Het was een flink karwei. Het is altijd spannend, want je vraagt je af hoe het er uiteindelijk uit zal zien.

 

Maar iets anders is vooral ook spannend. Dit weekend leg ik de allerlaatste hand aan het manuscript voor een boek dat ik in het Engels heb geschreven. Ik ben er ongeveer anderhalf jaar mee beziggeweest. Ik heb  het de titel gegeven: Present Truth Revisited: An Adventist Perspective on Postmodernism. Maar je weet nooit of een uitgever dat geschikt vindt of wat anders in gedachten heeft. Ik stuur het naar de Review and Herald Publishing Association, een van de twee grote uitgeverijen van de adventisten in de VS. Er zijn  al eerder boeken van mij bij hen verschenen en voordat ik eraan begon lieten ze weten dat ze belangstelling hadden voor zo’n boek. Maar je weet het natuurlijk nooit en is er geen garantie dat het eindproduct bij hen in de smaak valt. Het duurt gewoonlijk wel een paar maandjes voordat je dat hoort! Afwachten dus. En ondertussen kan ik een paar andere projecten op de rails zetten.

 

Het is fijn creatief te kunnen zijn. Maar ik ben thuis niet de enige die dat probeert te zijn. Mijn vrouw Aafje heeft de laatste jaren weer haar liefde voor tekenen en schilderen opgevat. Ons huis begint dan ook geleidelijk meer en meer op een expositieruimte te lijken. Vooral het maken van portretten, in houtskool of olieverf, gaat haar heel goed af. Momenteel hangen er een drietal werken op een expositie in Hoevelaken, onze vorige woonplaats. Volgende week neemt ze deel aan de Kunstroute van Zeewolde. De leden van de Kunstkring van Zeewolde (waarvan zij actief lid is) exposeren dan bij hen thuis, of op publieke locaties. Er is een kaartje beschikbaar zodat men een toertje kan maken langs de plaatselijke kunstenaars. Met enige trots kan ik melden dat van Aafje op zaterdag 16 april werk te zien zal zijn in het kerkelijk centrum ‘De Open Haven’ in  Zeewolde.

 

Misschien heb ik enig schrijftalent. Maar mijn vrouw heeft zeker een aanzienlijk talent voor portretschilderen!



[i] Exemplaren kunnen worden besteld via de heer Klaas Man, Thorbeckelaan 17, 3843, WL Harderwijk (kman@kabelfoon.nl). Er wordt een donatie verwacht van minmaal 15 euro.

 

 

Ivoorkust

 

Vanaf januari 1987 woonden mijn vrouw en ik ruim vier jaar in Ivoorkust. Ik had mijn werkplek in het kantoor van wat toen de Afrika-Indische Oceaan Divisie heette, het regionale kantoor van de Adventkerk voor Franstalig Afrika. Mijn functie was coördinator voor adventistische uitgeverszaken voor het Afrikaanse continent en in die rol reisde ik als een consulent door geheel Afrika. Maar mijn standplaats was Abidjan—de stad die nu zo tragisch in het nieuws is.

 

Ik zie het nog precies voor me, hoe we vanuit de wijk Deux Plateaux, waar we heel plezierig woonden, via het universiteitsterrein naar het stadsdeel reden waar—op een paar honderd meter afstand van het presidentieel paleis, het kantoor van de divisie was gevestigd. En hoe we naar het Plateau, het centrum van de stad, reden dat ook wel het Parijs van Afrika werd genoemd. En hoe we op sabbat naar de kerk in de wijk Marcory reden. En de vele ritten naar het vliegveld, langs de lange Boulevard de Valéry Giscard d’Estaing en de Boulevard de l’Aeroport. Deze brede wegen staan in mijn geheugen gegrift. En ook de zondagse verpozing aan het prachtige strand, voorbij het vliegveld, een kilometer of tien langs de oude weg naar Grand Bassam, zullen we niet snel vergeten.

 

Niet alleen de locatie van het paleis van President Gbagbo, was een vertrouwde plek waar ik, als ik niet op reis was, dagelijks langsreed, maar we gingen ook vaak een paar uurtjes zwemmen in het luxe, door palmbomen omgeven zwembad van het Hotel du Golf, waar nu Quattara, de man die naar men zegt de laatste verkiezingen won, zijn door de VN beschermde hoofdkwartier heeft.

 

Als ik dan hoor van de burgeroorlog die momenteel dit eens zo relatief welvarende land systematisch naar de knoppen helpt; als ik op het nieuws zie hoe er al honderden doden zijn gevallen en er zo’n miljoen mensen op de vlucht zijn geslagen, dan doet me dat meer dan zelfs de verschrikkelijke strijd in Libië. Want in Ivoorkust wonen mensen die ik ken. Hier ligt een stukje van mezelf, van mijn eigen leven en verleden. En natuurlijk vraag ik me af: Hoe zou het gaan met het divisiekantoor, dat zo dicht bij het paleis staat en waar ongetwijfeld allerlei wegversperringen het moeilijk of onmogelijk maken om normaal te werken. Zouden er ook slachtoffers zijn gevallen onder de kerkleden in Treichville? Uit de schaarse berichten van de kerk blijkt dat in elk geval drie dagen geleden het divisiekantoor nog min of meer functioneerde. De meeste mensen zijn nog op hun post, ook al zijn een veertigtal familieleden tijdelijk geëvacueerd naar het buurland Ghana.

 

Door de tijd die ik in Ivoorkust heb gewoond begrijp ik misschien beter dan de gemiddelde Nederlander wat de achtergronden zijn van de strijd, waarvan de eerste contouren al zichtbaar waren in het laatste jaar dat we er verbleven. Ivoorkust is, zoals zoveel andere Afrikaanse landen, een kunstmatige eenheid.  De bevolking bestaat uit mensen van verschillende stammen. Er zijn daarnaast grote aantallen immigranten uit de buurlanden, vooral uit Burkina Fasso. (Van Ouattara wordt gezegd dat hij daar ook oorspronkelijk vandaan komt.) De winkels zijn vooral in handen van niet zo geliefde Libanezen en vormen nu een tamelijk voor de hand liggend doelwit voor plunderingen. En natuurlijk is er de tegenstelling tussen de christenen  in het zuiden (de basis van Gbagbo) en de moslims in het noorden (de aanhangers van Ouattara). Daarnaast spelen er allerlei economische en buitenlandse (vooral Franse) belangen. Je kunt dan ook gemakkelijk voorspellen dat de strijd nog vele jaren gaat duren, ook als Ouattara ‘wint’ en Gbagbo verdwijnt. Want de tegenstellingen blijven bestaan en vroeg of laat laait de strijd wel weer op.

 

Ik hoorde vorige week iemand zeggen dat het onbegrijpelijk is dat Afrika dit soort oorlogen kent,  waarbij zoveel dat moeizaam wordt opgebouwd weer hopeloos verloren gaat. Er past ons echter terughoudendheid bij het vellen van een oordeel. Veel wat er gebeurt is niet zo onbegrijpelijk, en het meeste heeft zijn wortels in wat ooit de koloniserende landen daar deden en in wat zij na hun vertrek achterlieten.

 

Ik zou graag weer eens in Ivoorkust gaan kijken. Wie weet gebeurt dat nog wel. Maar intussen bedenk ik hoe bevoorrecht ik ben dat ik in een land als Nederland woon. Ik neem dan alles wat hier niet ideaal is—zelfs een verwerpelijke groep als de PVV, de files op de A1 (waar ik vanochtend weer langs moet) en de soms belachelijke bureaucratie en overheidsbetutteling—maar voor lief. En ik hoop dat christenen en moslims en wie dan ook bij ons tot in hun lengte van dagen hun godsdienst vrijelijk, in hun eigen  gebedshuizen en in het openbaar, kunnen belijden en praktiseren. Dat is een groot goed waarom veel Ivorianen ons intens benijden.

.