Yearly Archives: 2018

Gevraagd: theologen

Als ik aanwezig ben bin een promotieplechtigheid, luister naar de verdediging van het proefschrift en dan de verlossende verklaring hoor dat de promovendus zich nu “doctor” mag noemen, stel ik mijzelf onwillekeurig de vraag of het wel alle moeite waard was. Dat gevoel bekroop mij afgelopen woensdag ook toen ik aanwezig was bij de promotie van mijn vriend Wim Altink, die zijn proefschrift met succes verdedigde bij de Faculte Universitaire de Theologie Protestante (FUTP) in Brussel. Zijn dissertatie gaat over bepaalde aspecten van de status van de heilige Geest in het boek Openbaring. Ik heb veel bewondering voor het feit dat Wim zijn dissertatie schreef terwijl hij een drukke fulltime baan had en tegelijkertijd ook met enorme uitdagingen te maken had in zijn persoonlijke leven.

Ik moet bekennen dat ik mij ook zo af en toe wel eens heb afgevraagd of alle moete die ik me getroost heb om te promoveren wel de moeite waard was. Het ging bepaald niet vanzelf. En, eerlijk gezegd, had ik die titel niet echt nodig, want ik was niet van plan een academische carriere na te streven. Wat voor praktisch nut zou ik hebben van mijn doctorale titel? Terugkijkend moet ik zeggen dat dit nut beperkt is.

Toch aarzel ik niet om anderen aan te sporen het voorbeeld van mensen als Wim en mijzelf te volgen en  een doctorsgraad behalen. Het proces is op zichzelf heel erg waardevol. Niet alleen vergroot het uiteraard je kennis van een bepaald onderwerp, maar werken aan een dissertatie vraagt ook om geconcentreerd en kritisch denkwerk, persoonlijke organisatie en veel doorzettingsvermogen. Dat proces door te maken betekent een enorme verrijking en geeft grote voldoening—zelfs als maar weinig mensen uiteindelijk je werkstuk zullen lezen.

Er zijn nogal wat christenen (adventisten niet uitgezonderd) die twijfelen aan het nut van het behalen van een doctorsgraad in de theologie.Zorgt een dergelijke graad ervoor dat je beter gaat preken? Of dat je een betere zielenherder wordt?  Bestaat niet de kans (of de waarschijnlijkheid) dat zo’n studie eerder tot verlies van je geloof dan tot verdieping van je geloof leidt? Die vragen zijn zeker relevant. Maar in deze blog gaat het mij om een ander aspect.

Een kerkgenootschap moet beschikken over een goede, evenwichtige en dynamische theologie. Dat geldt ook voor de Adventkerk. Theologen dienen de kerk en spelen een belangrijke rol in het formuleren en kritisch ontwikkelen van de leerstellingen van de kerk. Daarbij moet de kerk niet alleen afgaan op het oordeel van een aantal theologen die allemaal ongeveer gelijk denken, maar op een brede groep van theologen die hun theologische taak vanuit verschillende perspectieven benaderen. Zij stimuleren en voeden het theologisch denken in de kerk door onderlinge dialoog, en door hun onderwijs en publicaties—en ook in hun contacten met de kerk in het algemeen. Met andere woorden: Zij hebben de taak om de leden van de kerk op een gezonde theologische manier te leren denken en hen te helpen te groeien in hun begrip van de implicaties van hun geloof.

De Adventkerk worstelt momenteel met een aantal moeilijke problemen. Een van de belangrijkste issues die op dit moment in de kerk spelen is dat de administratieve leiders van de kerk menen dat zij ook de beschermers moeten zijn van een correcte theologie. Als zij al advies vragen met betrekking tot theologische kwesties, gaan zij voor dat advies te rade bij een beperkt aantal theologen die bekend staan als conservatief. Dit staat een verantwoorde, evenwichtige theologische ontwikkeling in de weg. Theologische doordeking van ons geloof is een opdracht voor de gehele geloofsgemeenschap en dient geleid te worden door theologen die het gehele (adventistische) theologische spectrum vertegenwoordigen.

De kerk heeft kundige administratieve leiders nodig. Maar de kerk heeft net zo zeer (of misschien nog meer) grote behoefte aan toegewijde theologische vakmensen die de gehele geloofsgemeenschap (inclusief de leiders van de kerk) kunnen leiden en stimuleren op hun weg naar een steeds beter verstaan van wie en wat God is, hoe Hij zich tot ons verhoudt en hoe wij Hem beter kunnen dienen.

Dat betekent dat we nog steeds grote behoefte hebben aan meer theologische specialisten. Het is daarom goed te zien hoe Wim Altink deze week toetrad tot de kring van theologische specialisten. Ik hoop dat nog veel vrouwen en mannen hem op dat pad zullen volgen.

Met de LHBTI in Wenen

Dit jaar vier ik mijn verjaardag in Wenen. Nee, het is geen onderdeel van een stedentrip die ik als verjaardagscadeau hebt gekregen. Mijn vrouw en ik zijn een paar dagen in Wenen, omdat de Kinship organisatie daar dit jaar haar internationale congres houdt en ik ben uitgenodigd om een aantal presentaties te geven en op zaterdagmorgen te preken. Kinship is een internationale organisatie van (meest) adventistische mensen met aan “alternatieve” seksuele oriëntatie—dus degenen die we tegenwoordig meestal aanduiden met het label LHBTI of met een variant van die letters.

Eigenlijk ben ik “tweede keus”, want degene die in eerste instantie was uitgenodigd kreeg van de adventistische organisatie waarbij hij in dienst is te horen dat hij zijn baan op het spel zou zetten als hij die invitatie zou aannemen. Hoe tragisch! Maar, “tweede keus” of niet, ik heb met plezier gehoor gegeven aan het verzoek om bij de LHBTI-mensen en een groep “vrienden” in Wenen te zijn. Ik hoop dat wat ik te bieden heb als zinvol zal worden ervaren.

Ongeveer twaalf jaar geleden werd er een soortgelijke bijeenkomst gehouden in een conferentieoord in Noord-Brabant. Ik kreeg toen ook het verzoek van de Kinship-leiders om hun gast te zijn en een aantal overdenkingen te verzorgen. Men zei er wel bij dat men er begrip voor zou hebben als ik “nee” zou zeggen. Ik was destijds nog in functie als voorzitter van de Nederlandse Adventkerk. Ik kreeg ook de verzekering dat men er niet van uitging dat ik door te komen ook alle Kinship standpunten zou onderschrijven.  Die bijeenkomst werd een “life-changing” gebeurtenis. Ik wist op dat moment heel weinig van homoseksualiteit en “andere” soorten seksuele geaardheid. Ik had me er nauwelijks in verdiept en mijn (nogal negatieve) houding was gevoed door het anti-homoklimaat dat in christelijk Nederland—en zeker oin de Adventkerk—destijds vrij algemeen heerste. Tijdens die dagen on Brabant had ik de kans om, voor het eerst, de verhalen te horen van mannen en vrouwen (ik geloof niet dat er transgenders aanwezig waren) die vertelden wat hun geaardheid voor hen betekende en hoe zij vaak moest ervaren dat zij niet welkom waren in de Adventkerk en daar zeker geen actieve rol konden spelen. Aan het einde van dat congres zat ik nog met heel veel vragen, maar ik had wel een heel ander beeld gekregen van de uitdagingen waarmee de LHBTI gemeenschap in mijn kerk te maken heeft.

Nu, zoveel jaar later, weet ik heel wat meer over het LHBTI onderwerp. Ik heb er onlangs zelfs een brochure over geschreven.[1]Ik heb er lezingen over gehouden in gemeenten en tijdens predikantenvergaderingen en aan studiebijeenkomsten meegewerkt. Ik heb nog steeds vragen en vind het nog steeds heel moeilijk om als heteroseksuele man te begrijpen wat het betekent als je op mannen “valt”. Ik heb ook nog wel een paar theologische vragen, hoewel ik ervan overtuigd ben geraakt dat in de Bijbel homoseksualiteit niet gelijk staat met een liefdevolle, permanente, exclusieve relatie tussen twee mensen van hetzelfde geslacht, die gewoonweg niet in staat zijn om een betekenisvolle heteroseksuele liefdesrelatie te hebben.

Helaas is er in mijn kerk nog steeds een groot gebrek aan begrip en acceptatie van broeders en zusters die “anders” zijn. Maar gelukkig zijn er op veel plaatsen ook positieve signalen. Ik hoop mijn steentje te kunnen blijven bijdragen aan een volledige integratie van degenen die in hun seksualiteit “anders” zijn.  Zij worden door God volledig geaccepteerd. Kunnen wij dan achterblijven?


[1]  Little Alphabet Theology.  Exemplaren verkrijgbaar bij: buildingsafeplaces@gmail.com. De brochure is verkrijgbaar in het Engels, Nederlands, Duits, Frans en Zweeds.

Inspiratie in Belgrado

Ik was in de verleiding om deze weekhet schrijven van een blog  maar over te slaan. Ik ben in Belgrado, waar een congres voor de predikanten van de Trans-Europese Divisie wordt gehouden en de dagen zijn nogal volgepakt. Maar sinds ik hier ben hebben letterlijk tientallen collega’s uit tal van Europese landen me verteld dat zij trouwe lezers zijn van mijn blog en daarom heb ik toch maar besloten om ook deze week een stukje tekst te produceren.

Ik heb het bij dit congres erg naar mijn zin en waardeer het enorm dat de TED mij heeft uitgenodigd, ook al ben ik nu al bijna elf jaar met pensioen. Het is fijn om nog steeds deel uit te maken van het predikantencorps. Het is een genoegen om heel veel oude vrienden te ontmoeten en het is een extra bonus om ook nieuwe vrienden te maken. Bovendien geeft het een grote voldoening aan het programma te kunnen bijdragen. Gisteren gaf ik een workshop over “Criteria voor een gezonde kerk” die goed werd bezocht. Vanmiddag heb ik twee workshops, respectievelijk over de “Theologie van de Laatste Generatie” en over “Een veranderende kerk”. Een flink aantal mensen hebben zich ervoor opgegeven.

Ik moet bekennen dat ik niet alle programmaonderdelen bezoek. In de vroege uren van de dag en op bepaalde momenten tussen de bijeenkomsten schrijf ik aan een nieuw boek. Er er moeten ook af en toe momenten zijn om je even af te zonderen voor een kop koffie met vrienden. Maar voordat iemand de indruk krijgt dat ik niet echt bij het congres betrokken ben is het goed te benadrukken dat ik vooral geniet van de goede preken die we tot dusver hebben gehoord. Op de avond dat het congres werd geopend was ds. Ted Wilson de spreker. Hij had een goede preek—tot mijn opluchting, want ik vond sommige van de preken die ik in het verleden van hem heb gehoord nogal moeilijk te verteren. Maar de preek die hij dinsdagavond hield was geheel in de lijn van het congresthema: Verbinding—Verandering—Inspiratie. Hij gebruikte slechts enkele citaten van Ellen White. Mijn probleem met zijn preek is echter wel dat zijn woorden, die de nadruk legden op het feit dat de kerk alle mensen nodig heeft, niet echt overeenkomen met bepaalde bestuurlijke daden. Op het momen dat ik deze regels schrijf heb ik ook kunnen luisteren naar ds. Ian Sweeney, de voorzitter van de Britse Unie, ds. Gifford Rhamie, een docent aan Newbold College, Dr. Daniel Duda, een departemenshoofd van de TED, en ds. Anne-May Müller, een predikant en afdelingshoofd in de Deense Unie.

Sweeney is een van de beste prekers die onze kerk rijk is. In 1996 won hij de prestigieuze preekwedstrijd van de London Times, en naar hem luisterend kon ik goed begrijpen dat hij bij deze competitie als nummer 1 uit de bus kwam. Ik had nooit eerder de kans gehad om Gifford Rhamie te beluisteren. Zijn preek maakte diepe indruk op me, qua structuur, presentatie en inhoud. En dr. Duda verrast steevat met nieuwe ideeën en met een fris perspectief op oude bijbelse verhalen.

Voor mij is het hele debat over de rol van de vrouw in de kerk beslist als ik hoor hoe vrouwelijke predikanten het Woord brengen. Een paar maanden geleden luisterde ik in San Diego naar dr. Kendra Haloviak, een van de eerste vrouwen die (illegaal) in de VS werden ingezegend. Gisteravond luisterden we naar Anne-May Müller, die een preek hield die niet alleen goed was opgebouwd maar ook een indringende boodschap had voor al haar collega’s. Toen in de vroege kerk een conflict ontstond over de status van heiden-christenen in de kerk, voerden zowel Petrus als Paulus als sterkste argument voor de volledige gelijkstelling van joden-christenen en heiden-christenen aan dat de heilige Geest geen onderscheid tussen beide groepen maakte. Luisterend naar vrouwen als Kendra en Anne-May kan ik alleen maar concluderen dat de heilige Geest mannen en vrouwen op eenzelfde manier inspireert. Dat is uiteindelijk het meest afdoende argument voor een eenzelfde status voor mannelijke en vrouwelijke predikanten.

Ik heb evenementen zoals dit predikantencongres nodig voor mijn eigen geestelijk welzijn. Ik zie veel dingen in de kerk waar ik moeite mee heb. Ik maak me zorgen over de toekomst van mijn kerk als ik hoor hoe de Generale Conferentie van plan is om gelijkvormigheid af te dwingen en de unies te straffen die in enig opzicht uit de maat lopen. Maar als ik praat met collega’s vanuit heel Europa besef ik dat ik niet alleen sta in mijn bezwaren en zorgen en dat er, met mij, velen zijn die willen blijven streven naar verandering en vernieuwing. Dat helpt mij op een bijzondere manier om mijn hoop niet op te geven en verder te gaan.

 

Boosheid, verslagenheid en optimisme

Ik begon mijn dag in een prima stemming, maar dat duurde niet lang. Een van de eerste dingen die ik ’s morgens gewoonlijk doe is het openen van mijn laptop en het lezen van de koppen van een paar digitale kranten en het napluizen van digitaal kerkelijk nieuws. In die laatste categorie viel het artikel van Bonnie Dwyer, de hoofdredacteur van het onafhankelijke adventistische opinie- en nieuwstijdschrift/website Spectrum, dat ik vanmorgen onder ogen kreeg. Zij rapporteerde over de beslissing van het bestuur van de Generale Conferentie om, vooruitlopend op de besprekingen van de Najaarszittingen van de GC (Autumn Council), alvast een uitgebreid systeem van commissies in het leven te roepen die moeten controleren of kerkelijke instituten en kerkelijke leiders zich wel aan alle regels houden.

Het is belangrijk om vast te stellen dat het bestuur dat deze beslissing genomen heeft niet het voltallige wereldbestuur is, waarin ook vertegenwoordigers van divisies en unies zitting hebben, maar de groep van leiders die in Silver Spring deel uitmaken van het kerkelijk apparaat. Dat doet al meteen de vraag opkomen waarom op dit moment een dergelijke beslissing wordt genomen, kort voordat het wereldbestuur de kans heeft om zich over een document uit te spreken dat uiteindelijk de basis moet vormen voor het controle-werk van de vijf nieuwe commissies.

De vijf nieuwe commissies moeten nagaan of de officiële standpunten, verklaringen en beslissingen van de kerk wel correct worden nageleefd. Daarbij gaat het om de leerstellingen van de kerk in het algemeen, maar met name om deelgebieden als schepping vs. evolutie, homoseksualiteit en vrouweninzegening. Dit zijn kennelijk de onderwerpen die in de ogen van de kerkelijke leiding in Silver Spring de hoogste prioriteit hebben. Terecht is al door diverse personen opgemerkt dat het merkwaardig is dat de steeds sterker wordende aanvallen op het Fundamentele Geloofspunt van de Drieëenheid geen specifieke aandacht krijgen en dat ook de zgn. Theologie van de Laatste Generatie buiten schot blijft.

Veel valt over de nieuwe ontwikkeling te zeggen—en dat zal in de komende weken en maanden ongetwijfeld ook gebeuren. Ik hoop en bid dat tijdens de Najaarszittingen een meerderheid van het wereldbestuur de moed zal hebben om deze ontwikkeling te veroordelen. Dit is allemaal zo top-down als je je maar kunt voorstellen en druist in tegen alle democratische beginselen. Bovendien: De leden van de vijf commissies zijn allemaal, zonder uitzondering, deel van het bestuursapparaat van het hoofdkantoor. Het Biblical Research Institute, waar uitsluitend personen van conservatieve signatuur werken, krijgt een heel belangrijke stem in het kapittel.

Mijn eerste reactie, toen ik vanmorgen het artikel over dit onderwerp las, was er een van boosheid. Als schrijvend veranderde de boosheid echter vooral in een gevoel van verslagenheid. Hoe heeft het zover met de kerk kunnen komen? Hoe is het mogelijk dat een geloofsgemeenschap van bovenaf met dwang (en dreigementen) probeert haar visies en interpretaties aan iedereen op te leggen?

Maar ik zal toch ook vandaag proberen optimistisch te blijven. Mijn hoop is dat tijdens de Najaarszittingen dit plan flinke averij zal oplopen of helemaal van tafel zal worden geveegd. En mocht dat niet gebeuren, dan zal dit controleapparaat, mijns inziens, een papieren tijger blijken te zijn. Een dergelijk administratief controlemechanisme zal verstikt raken in de kerkelijke bureaucratie. Maar intussen zullen wel weer mensen uit de kerk verdwijnen die het gevoel hebben niet langer zelfstandig te mogen denken en vrij te kunnen ademen. Voor degenen die niet (of niet meer) op de kerkelijke loonlijst staan is wat nu gebeurt een reden te meer om te blijven protesteren tegen de dwang van bovenaf en om te blijven strijden voor een adventistische kerk waarin eenheid mag worden vertaald in diversiteit—in theologie en kerkelijke praktijk.

Baarden in Battle Creek

Toen ik in de Jaren zestig van de vorige eeuw aan Newbold College in Engeland studeerde mochten de mannelijke studenten onder geen beding hun baard laten groeien. Ik herinner me niet welke reden daarvoor precies werd gegeven. Het was gewoon een van de regels. Iets later bracht ik ruim een jaar door aan Andrews University in de Verenigde Staten om daar een masters in theologie te halen. Een van de vakken die voor mij het meeste betekenden (Inleiding tot het Nieuwe Testament) werd gegeven door een team van drie hoogleraren: Dr. Sakae Kubo, Dr. Earl Hilgert en Dr. Herold Weiss.  Professor Weiss was de jongste van het trio en was kort daarvoor aan zijn academische loopbaan begonnen. Hij kreeg hevige kritiek te verduren van sommige universitaire medewerkers, omdat men vond dat hij zich niet waardig genoeg gedroeg. Niet alleen reed hij in een rode sportauto, maar hij had ook nog een baard. Stel je voor: een professor in de theologie met een baard!

De baard heeft in sommige christelijke kringen, met inbegrip van het adventisme, een interessante geschiedenis. In het nog niet zo erg grijze verleden hadden de meeste christelijke leiders eerbiedwaardige baarden. En wie de afbeeldingen van de adventistische pioniers bekijkt ziet ook vrijwel uitsluitend mannen met baarden. Het was een gangbare gedachte dat de baard een door God gegeven symbool van manlijkheid was en dat er een aantal bijbelteksten waren die het afscheren van de baard duidelijk verboden. Maar de tijden veranderden en geleidelijk aan zag men steeds meer glad geschoren gezichten bij de kerkelijke leiders. Het lijkt er echter op dat we nu weer bij een keerpunt zijn aangekomen. Surf maar eens naar de digitale versie van de Adventist Review en zoek naar een recente foto van de voorzitter van de adventistische wereldkerk. Je zult ontdekken dat ds. Ted Wilson inmiddels een substantiële baard heeft!

Wat maken we daaruit op? Is broeder Ted onlangs op een ochtend opgestaan en keek hij in de spiegel om vervolgens te concluderen dat hij er met een baard aanzienlijk imposanter zou uitzien? Of heeft zijn vrouw Nancy hem ingefluisterd dat zijn uiterlijk aan een verandering toe was? Nee, er zit meer achter.

De Najaarsvergadering van het kerkgenootschap zal dit jaar worden gehouden in Battle Creek. Deze stad in de staat Michigan is de cornflakes-hoofdstad van de Verenigde Staten, waar ook de fabrieken en kantoren van Kellogg te vinden zijn. Iets meer dan een eeuw geleden was deze stad het hart van de snel groeiende adventistische beweging. Een klein openlucht museum herinnert aan dat verleden. De meeste adventisten die Battle Creek bezoeken gaan ook even naar de Oak Hill begraafplaats waar de graven van de familie White en tal van andere adventistische grootheden uit het begin te vinden zijn. De Generale Conferentie besloot dat de belangrijkste kerkelijke vergadering van 2018 in deze stad, met zoveel adventistische geschiedenis, zal worden gehouden. Dat bracht Wilson ertoe om voor te stellen dat het bij de sfeer van deze bijeenkomst zou passen als de manlijke afgevaardigden hun baard zouden laten groeien en zelfs bij deze gelegenheid historische kleding zouden dragen. (Het is niet te verwachten dat de meerderheid van de deelnemers aan dit laatste verzoek zal voldoen.)

Toen ik voor het eerst van dit plan hoorde kon ik mijn oren niet geloven. Laten we hopen dat de media hier niet van horen, want die zouden gemakkelijk de draak kunnen steken met een kerk die een verkleedpartij combineert met serieuze kerkelijke aangelegenheden. Dit hele belachelijke idee komt, naar mijn smaak, voort uit een nostalgisch verlangen om naar het verleden terug te gaan, alsof de hoop voor de kerk gelegen is in een terugkeer naar het Battle Creek tijdperk. Helaas zijn er nogal wat adventisten die er vast van overtuigd zijn dat het adventisme van het begin het enige echte adventisme is en dat de kerk terug moet gaan naar dat begin. Ik hoop dat de leden van het wereldbestuur, dat in Battle Creek gaat vergaderen, niet alleen herinnerd zal worden aan de positieve aspecten van de beginperiode van de kerk, maar ook zal horen over alles wat destijds mis ging en waarom het nodig was Battle Creek te verlaten en elders een nieuwe start te maken. En misschien moet de hoogste leiding van de kerk er ook aan worden herinnerd dat destijds in Battle Creek de leiders van weleer hevig bekritiseerd werden vanwege hun neiging om ‘koninklijke macht’ uit te oefenen in plaats van dienend leiderschap te tonen. Een herhaling van die kritiek zou in deze fase van de geschiedenis van de Adventkerk heel relevant zijn.