Moet kinderdoop worden verboden?

Ik ben blij dat ik nu nog nauwelijks een mondkapje behoef te dragen. Ik vind zo’n ding lastig en onprettig, maar ik besef wel dat er omstandigheden kunnen zijn waarin de overheid mij ertoe kan verplichten, als er een wetenschappelijke consensus is dat daarmee veel ellende kan worden voorkomen. Ik denk niet dat mijn persoonlijke rechten daarmee zo ernstig worden aangetast dat ik daartegen in verzet wil komen. Waar het verplichte vaccinatie betreft ligt de zaak gevoeliger. Daarbij gaat het erom dat je gedwongen wordt toe te laten dat er een of substantie in je lijf wordt gespoten. Voor sommige mensen is dat een medisch probleem. Deze mensen moeten so-wie-so uitgezonderd worden. Maar hoe staat het met mensen die religieuze bezwaren hebben tegen vaccinatie? Er zijn groepen gelovigen die vinden dat je op God moet vertrouwen in plaats van op Pfizer, Astra-Zeneca of Moderna. Ik ben God dankbaar dat er zo snel een paar goede vaccins zijn ontwikkeld en was blij toen ik aan de beurt was om te worden geprikt.

Als mensen perse niet gevaccineerd willen worden is dat hen goed recht. Het is een beslissing die ze in vrijheid moeten kunnen nemen. Ik vind wel dat het verstandig is dat je, uit voorzorg voor anderen, mensen niet toelaat bij allerlei evenementen als ze geen bewijs kunnen tonen dat ze geënt zijn, zich recent hebben laten testen of al een keer besmet zijn geweest. Mensen die zich niet willen laten vaccineren moeten bereid zijn bepaalde beperkingen te accepteren als gevolg van hun beslissing. Of een werkgever kan eisen dat een werknemer gevaccineerd is, gaat weer een stapje verder. Ik moet bekennen dat ik daarvan niet zo zeker ben, maar ik ben geneigd te denken dat het ervan afhangt waar iemand werkt. Het lijkt me dat van mensen die in de zorg of in het onderwijs werken, en die geen dringende medische reden hebben waarom zij zich niet kunnen laten vaccineren, wel mag worden verwacht dat ze een vaccinatiebewijs hebben.

Het laatste woord is over deze kwestie nog lang niet gesproken, ook niet binnen de Adventkerk, waar ook (zeker in de USA) een aanzienlijke polarisatie op dit punt is ontstaan, deels van religieuze aard en deels ook als gevolg van politieke keuze. Maar de problematiek van vrijheid versus dwang is op heel wat andere terreinen ook aan de orde. Vanmorgen las ik in de krant dat Die Linke, een Duitse politieke partij aan de linkerkant van het politieke spectrum—de vijfde qua grootte in het land, met 69 zetels in de Bondsdag—-van mening is dat kinderen niet door geboorte automatisch lid moeten kunnen worden van een religieuze groepering. Kinderdoop en besnijdenis, vindt deze partij, zouden moeten verdwijnen. Toetreden tot een religie kan pas wanneer iemand “religieus mondig” is. Aan welke leeftijd men daarbij denkt werd in het krantenartikel niet duidelijk.

Voor degenen die de kinderdoop en de besnijdenis van pasgeborenen als onbijbels afwijzen, klinkt dit idee misschien niet zo dramatisch. Maar ongetwijfeld zal het zgn. “opdragen” van kinderen ook worden afgewezen. Dat formeel al dan niet toetreden tot een kerk of religieuze groep in vrijheid, en niet onder dwang van ouders of anderen, moet kunnen gebeuren, wordt in onze tijd in ons deel van de wereld gelukkig door de meeste mensen wel onderschreven.

Maar feit is dat de meeste ouders hopen dat hun nazaten dezelfde godsdienstige keuze zullen maken als die zij ooit zelf maakten. En veel ouders hebben er intens verdriet van als hun kinderen in religieus opzicht een andere weg gaan. Ouders doen er vaak alles aan wat in hun vermogen ligt om kinderen binnen hun eigen religieuze sfeer op te voeden. Dat bepaalt dikwijls de schoolkeuze en vrijetijdsbesteding. Vaak uit dat zich ook in het verbieden van allerlei activiteiten die men ziet als strijdig met “ons geloof.”

Ongetwijfeld is er in veel gevallen sprake van dwang. Kinderen moeten mee naar de kerk. Ze mogen op de rustdag bepaalde dingen niet doen. Aan bepaalde activiteiten of sporten mogen ze niet meedoen. Veel ouders vragen zich naderhand af of ze met hun voorschriften niet eerder het tegenovergestelde hebben bereikt van wat hen voor ogen stond. Ongetwijfeld hebben veel jongeren door de dwang die ze ondervonden een hekel gekregen aan alles wat met geloof en kerk samenhangt.

Dat elk mens in vrijheid, op het moment dat hij/zij daaraan toe is, moet kunnen bepalen of hij/zij zich bij een religieuze groepering wil aansluiten, staat voor mij buiten kijf. Of het afkeuren van de kinderdoop daarbij een zinnig punt is valt te betwisten. Maar meer discussie in levensbeschouwelijke kringen en binnen gezinnen, over de vraag waar voorbeeld en aansporing overgaan in pressie en dwang, en hoe een vrije keuze van elk mondig kind kan worden gewaarborgd—ook als die keuze door de ouders intens wordt betreurd—is zeker wenselijk. Misschien kan echter Die Linke nog wel wat advies gebruiken van religieuze deskundigen in de uitwerking van de relevante programmapunten in hun politiek manifest.

Een paar gedachten over klimaatverandering

Wie Nederlandse musea bezoekt waar schilderijen te vinden zijn van Hollandse Meesters uit vroeger eeuwen, ontdekt al snel dat heel veel kunstschilders wintertaferelen hebben uitgebeeld, met massa’s schaatsers en allerlei vormen van sneeuw- en ijspret. Terwijl er in ons land nu veel winters voorbijgaan waarin er nauwelijks sneeuw valt en er hooguit enkele dagen op kanalen en sloten kan worden geschaatst, zijn er kennelijk ook tijden geweest waarin men “echte” winters kende. Wie zich een beetje verdiept in de klimaatgeschiedenis ontdekt al snel dat Europa een zogenaamde “kleine ijstijd” kende—-vanaf de vijftiende tot de negentiende eeuw– waarin de gemiddelde temperatuur in onze contreien ongeveer twee graden lager was dan in de periode daarvoor en daarna. En, zoals we ook van de huidige klimaatdiscussie weten, is twee graden verschil voldoende om drastische veranderingen teweeg te brengen.

De “ijstijd” van een paar eeuwen geleden wordt “klein” genoemd, omdat er in het verleden veel grotere ijstijden zijn geweest. Wetenschappers vertellen ons dat er in de afgelopen drie miljoen jaar talloze ijstijden waren. Tijdens twee van die ijstijden bereikte de ijskap ook Nederland. De ijslaag voerde enorm veel rotsachtig materiaal mee. Van grote rotsblokken die in Oost-Nederland achterbleven, toen het ijs door klimaatverandering weer gesmolten was, bouwden vroegere bewoners van de provincie Drenthe de zogenaamde hunebedden, waarvan er 52 bewaard zijn gebleven in deze provincie en twee in de provincie Groningen. Rond 3.000 v. Christus gebruikten de vroegste landbouwers van deze streek de uit Scandinavië afkomstige zwerfkleien om gemeenschappelijke graven—de zgn. hunebedden—mee te bouwen. De “grote” ijstijden van enkele honderdduizenden jaren geleden, die het materiaal voor de hunebedden achterlieten waren dus van een heel andere orde dan de “kleine ijstijd” waarvan we een glimp opvangen bij het bewonderen van de ijspret-schilderijen waarvan het Amsterdamse Rijksmuseum een fraaie selectie bezit. Zie: https://www.hpdetijd.nl/2013-01-20/de-zeven-mooiste-schaatsschilderijen-uit-de-gouden-eeuw/

Ik laat nu even buiten beschouwing dat de “grote” ijstijden moeilijk zijn in te passen in het tijdschema dat de zgn. jonge creationisten hanteren, die voor de schepping en alles daarna hooguit 10.000 jaar uittrekken. Ik ga ervan uit dat we het “in den beginne” van Genesis 1:1 niet kunnen dateren. Maar een bezoekje aan het Hunebedcentrum in Borger in de provincie Drenthe maakt op een aantrekkelijke—en overtuigende—manier duidelijk dat er in de loop van de geschiedenis enorme klimaatveranderingen zijn geweest met heel ingrijpende gevolgen voor de mens.

Dit feit plaatst onze huidige klimaatdiscussie in een bredere context. Sommige klimaatveranderingen in het verleden waren immers veel dramatischer dan wat we nu meemaken. Het plaatst ook de invloed van de mens op het klimaat in een ander daglicht. Hoe groot is die invloed eigenlijk? Zijn er misschien toch ook, wellicht zelfs belangrijkere, factoren die een rol spelen? Hoeveel invloed hadden de primitieve bewoners van de aarde op de veranderingen in het klimaat die zich in hun tijd afspeelden?

Ik ben op dit gebied een volslagen leek, maar volg zo goed mogelijk de berichtgeving over de problematiek van de opwarming van de aarde en de gevolgen daarvan die de experts voorzien. Ik heb vertrouwen in de wetenschap en het lijkt me onverantwoord om onze ogen te sluiten voor de steeds grotere grilligheid van de natuur. Het grote verschil tussen de tijd waarin wij nu leven en de tijd van de Vikingen en de hunebedbouwers en andere mensen uit lang vervlogen tijden is dat de planeet inmiddels veel voller is geworden. Momenteel hebben we 7,7 miljard medemensen. Duizend jaar geleden telde de wereldbevolking naar schatting nog geen 300 miljoen mensen. In de negentiende en twintigste eeuw groeide de wereldbevolking van 1 naar 7 miljard! Daarbij komt dat de miljarden mensen die er in de laatste paar eeuwen bij zijn gekomen de aarde en haar grondstoffen heel andere zijn gaan gebruiken. Dat maakt het (althans voor mij) wel heel aannemelijk dat nu de invloed van de mens op de ontwikkeling van het klimaat zeer aanzienlijk is. Wie uitgaat van de stelling dat de mens in allerlei opzichten processen heeft gestart en bevorderd die o.a. voor versnelde opwarming van de aarde zorgen, moet ook openstaan voor de gedachte dat we met meer dan zeven miljard mensen gezamenlijk iets moeten doen om bepaalde schadelijke processen tegen te gaan. En dat gebeurt deels door politieke wil—nationaal en internationaal—maar ook door individuele actie. Hoeveel het helpt weten we niet, maar niets doen is geen optie, vooral niet voor mensen die zich als rentmeesters van de aarde zien. En dat is zeker het geval voor mensen die in een land wonen waar de meerderheid van de bevolking onder de zeespiegel woont.

Eén miljard boeken

Ik voelde me gefrustreerd en ongelooflijk verdrietig toen ik las over het plan om in de komende jaren een miljard exemplaren van de Great Controversy (de Grote Strijd) van Ellen G. White te verspreiden. De voorzitter van de Generale Conferentie deed de aankondiging op een bijeenkomst van de ASI – de onafhankelijke organisatie van Adventist Services and Industries. Deze organisatie staat bekend om haar conservatieve tendensen, maar heeft onder haar leden nogal wat mensen met diepe zakken, van wie verwacht mag worden dat zij aanzienlijke bedragen zullen doneren voor dit favoriete project van de president.

Het is geen geheim dat Ds Wilson en een aantal mensen om hem heen een speciale band hebben met dit specifieke boek van Ellen White. Haar eigen instructie dat dit boek zo wijd mogelijk verspreid moet worden geeft de marsorders. Je kunt echter wel vragen stellen bij de timing van dit project, minder dan een jaar voordat de leiding van de kerk aan haar (her)verkiezing toe is. Willen zij gezien worden als sterke leiders die gedurfde plannen maken? Maar is dit nu echt het beste wat ze kunnen bedenken om de wereld te laten weten wat de Adventistische boodschap inhoudt?

Het plan om een miljard (gratis, ongevraagde) boeken te verspreiden roept allerlei vragen op. Hoeveel van deze gratis boeken zullen daadwerkelijk op prijs worden gesteld door de ontvangers? Hoeveel zullen er ook echt gelezen worden? (En dan heb ik het niet alleen over de honderden miljoenen analfabeten van deze wereld).

En, willen wij werkelijk dat de hele wereld dit 19e-eeuwse boek leest, dat geschreven werd tegen een achtergrond die totaal verschilt van de wereld van vandaag? Afgezien van het feit dat het boek erg Europees en Amerikaans georiënteerd is, en nauwelijks ingaat op situaties in andere regio’s van de wereld, bevat het ook het soort taal over andere geloofsgemeenschappen (rooms-katholieken in het bijzonder) dat velen tegenwoordig zouden beschouwen als haat zaaiend of beledigend.

Willen we dit project werkelijk lanceren in een tijd waarin, meer dan ooit tevoren, een aanzienlijk percentage van de kerkleden zich afvraagt of Ellen White wel geloofwaardig is als een geïnspireerde hedendaagse profeet? Zal dit plan om een miljard exemplaren uit te delen niet nog meer olie op het vuur gooien? Wat zegt het de kerkleden die ernstige twijfels hebben over het werk van Ellen White, dat alle kwesties rond haar inspiratie totaal worden genegeerd?

Wat zegt het over de rentmeesterschapsprincipes van de kerk om zo’n enorme hoeveelheid boeken te produceren, wat resulteert in een enorme berg afval die op vuilnisbelten over de hele wereld terecht zal komen? Is dat een voorbeeld van een zorgvuldig gebruik van de hulpbronnen van de aarde? Doorgaan met dit plan zal waarschijnlijk ook een vreselijke PR ramp veroorzaken voor de Adventkerk. Dit gevaar zou er wel eens toe kunnen leiden dat veel regionale en nationale afdelingen van de kerk over de hele wereld zeer terughoudend zullen zijn met het promoten van dit onzalige plan. Over rentmeesterschap gesproken: wie de rekening uiteindelijk ook betaalt–is het verantwoord om voor een dergelijk project zoveel geld uit te geven? Als het project zou slagen, zouden er honderden miljoenen dollars mee gemoeid zijn. Miljoenen mensen, die in de marge van hun samenleving proberen te overleven, zouden voedsel en medische hulp kunnen krijgen als deze fondsen voor dat doel beschikbaar zouden worden gesteld. Miljoenen burgers in ontwikkelingslanden zouden ingeënt kunnen worden tegen Covid-19. Als dat zou gebeuren, zou dat mij trots maken op mijn kerk!

Het geeft mij enige troost te denken dat het project naar alle waarschijnlijkheid zal mislukken of niet zal slagen in de mate die de initiatiefnemers voor ogen staat. Het zal moeilijk zijn het project te “verkopen” aan de leiders van veel van de “lagere” organisaties. De Generale Conferentie en andere sponsors kunnen ook te maken krijgen met veel negatieve publiciteit of zelfs met juridische obstakels. Bovendien zijn de logistieke problemen immens. Hoe groot is de kans dat het boek op grote schaal kan worden verspreid in grote delen van Afrika, China, India en de voormalige Sovjetrepublieken, en in de sloppenwijken in de megasteden van Zuid- en Midden-Amerika, enz.?

We moeten veel beter worden in het presenteren van onze boodschap op manieren die wereldwijd relevantie uitstralen, en die antwoorden geven op de vragen en problemen van de eenentwintigste eeuw. Overal brievenbussen volstoppen met een ongevraagd religieus boek uit de 19e eeuw van meer dan 600 pagina’s, dat vooral gericht is op ontwikkelingen in het verleden in Noord-Amerika en Europa, geeft misschien een goed gevoel aan de planners van dit project, maar zal verder weinig uithalen. Het maakt me gefrustreerd en verdrietig!

Why I de-friended Steve Daily

I remember reading Ronald Numbers’ book Prophetess of Health: A Study of Ellen White, shortly after it was published in 1976. To say that it shocked me would be a major understatement. Although I was not a zealous Ellen G. White devotee to begin with, I was not prepared for the revelations of Numbers about how she borrowed most of her “health message” from contemporary health reformers. Clearly, if what she wrote was the product of divine revelation, I had to seriously adjust my concept of inspiration. Numbers’ book prepared me for Walter Rea’s book The White Lie, which appeared some six years later, and for other publications which confirmed the fact that the prophetess of Adventism had been heavily dependent on other authors, often copying not just words but entire paragraphs or even more. But also in other respects my picture of Ellen White had to be adjusted. Historical studies by Adventist and non-Adventist scholars have shown that she was not always the nice, kind lady that I once thought she was. She was, in fact, a very human being, with many shortcomings. She could be judgmental, manipulative and downright unpleasant. And in many of her ideas she was much more Victorian and a child of her time than most denominational books about her life and work had been willing to admit. Somehow, I found this both disconcerting and a relief: she was not a saint but someone very much like most of us.

The recent book by Steve Daily, Ellen White: A Psychobiography, further completed the picture that others painted of her. It is an important book that cannot be ignored. However, I did not need Daily to tell me that Ellen White was far from perfect. Yes, admittedly, there were things I did not know about her. Some of what she said and did was not just uncomfortable, or wrong, but ugly. The book has (rightly, I think) been criticized for being one-side and unbalanced, but it cannot be denied that Daily’s findings are documented in great detail. However, as I wrote in an earlier blog, I found the tone of the book very unpleasant. I repeat what I wrote a few months ago:

“. . . what upset me as I read the book was its aggressive tone and the constantly repeated accusation that Ellen White was a crafty liar and deceiver, who enriched herself in very dubious ways and was a “con artist” in optima forma. I wonder whether those epithets are justified. Was she indeed the kind of wicked person who persisted in a life-long project of deception? I find that hard to believe. It seems to me that the book manifests a kind of aggressive disdain for the object of its research that appears (at least to me) to go beyond objective scholarship.”

Since I read the book and wrote these comments, I have seen numerous posts by dr. Daily on FaceBook about the topic of his book, with the reactions of regular followers. However, the moment has come that I want to say: “Enough is enough.” I have increasingly wondered what motivates Daily to write all these posts and to keep the correspondence going with many of his followers. After all, he has left the Adventist Church. He has established his own independent congregation. What then pushes him to continue to spend so much time and energy in his bitter campaign against Ellen White? What causes this obsession? Does he not realize that in this stage of his campaign he is no longer convincing anyone?

Over time my view of Ellen White has certainly changed. I have come to realize that many of the criticism from people like Numbers, Rea and Daily are indeed justified. And I believe it is high time that the Adventist denomination comes to terms with this, even if this may be difficult to swallow for many who have been indoctrinated in the traditional view of Ellen White. The more this is postponed, the more damage it will do, and the more frustrated many will be when they finally must conclude that the real Ellen White differs significantly from the picture the White Estate has promoted.

Yet, I am not ready to totally jettison the contribution Ellen G. White has made to Adventism. From whatever sources her information may have come, and by whatever processes her writings may have been created, and whatever may have been her shortcomings and failures—I cannot deny that she did play a very significant role in the founding and growth of the Adventist denomination. It cannot be denied that she greatly contributed to the fact that Adventists developed such a strong interest in health, temperance, education and publishing, with a worldwide network of schools, health institutions and publishing firms.

I do not recommend the continued reading of some of Ellen White’s books, at least not without some careful introduction with information about the context in which they were written or compiled. She was no expert in the domain of history or science, and was not a trained theologian. Many things in her books may be historically debatable or plainly wrong, and many statements do not hold up when subjected to current scientific scrutiny. Yet, it is a fact that cannot be denied—-and Steve Daily should be willing to at least give her credit in this respect—-that millions of people have been spiritually blessed by such books as Steps to Christ, The Desire of Ages and several others.

Having come to these conclusions, I have no further interest in Steve Daily’s continued attacks on Ellen White. He fights against a version of Ellen White that I have renounced a long time ago. There are so many others things I want to read about—things that may hopefully inspire me in my preaching and writing. Steve Daily’s constant FaceBook posts do not inspire me. They more and more irritate me. De-friending the author seems the best way to ensure that I am no longer confronted with them.

For the reviews, see e.g.
Alberto M. Timm,
https://adventistbiblicalresearch.org/wp-content/uploads/Reflections-74-April-June-2021.pdf
Jonathan Butler, https://spectrummagazine.org/arts-essays/2021/ellen-g-white-all-or-nothing
and André Reis, https://caa.hcommons.org/deposits/item/hc:40153/

For my earlier blog about the book by Steve Daily, see, my blog of March 14, http://reinderbruinsma.com/?p=2581

80/20 en 90/9/1

In 1906 introduceerde de Italiaanse econoom Vilfredo Pareto (1848-1923) het zogenaamde 80/20 principe. Hij stelde vast dat tachtig procent van alle bezittingen in Italië in handen was van twintig procent van de bevolking. Van verschillende kanten kwam het commentaar dat de 80-20 verhouding op heel veel aspecten van het leven toepasbaar is. Ook vandaag de dag is de formule van Pareto nog heel populair. Zo blijken de meeste ondernemers zo ongeveer tachtig procent van hun tijd kwijt te zijn aan problemen bij twintig procent van hun klanten. De meeste mensen (ikzelf beslist inbegrepen) behoren bij de tachtig procent die slechts twintig procent benutten van de software die we op onze computer hebben. In de chemische industrie, zo las ik ergens, veroorzaakt twintig procent van de processen tachtig procent van de kwalijke uitstoot. Natuurlijk gaat het 80/20 principe niet in alle gevallen op, maar de meeste van mijn collega-predikanten zullen instemmen met de observatie dat tachtig procent van de problemen in hun gemeente(n) afkomstig is van niet meer dan twintig procent van de leden.

Ik kende het 80/20 beginsel van Pareto al heel lang, maar kort geleden liep ik tegen een andere bijondere combinatie van getallen op, nl. 90/9/1. Een van de studenten die ik bij hun MA leadership studie begeleid schreef erover in een van zijn opdrachten. De Deense IT-specialist Jakob Nielsen is een expert op het gebied van gebruiksvriendelijkheid van software en websites. In 2006 publiceerde hij een boek over het gebruik van sociale media en daarin lanceerde hij het 90/9/1 principe. Op basis van uitgebreid onderzoek ontdekte hij dat op interactieve websites slechts ongeveer één procent van de lezers met grote regelmaat een post plaatst en negen procent dat zo af en toe doet. Negentig procent van de lezers definieert hij als “lurkers”. Zij bezoeken een site, lezen en overwegen wat ze daarop aantreffen, maar reageren nooit door een opmerking te plaatsen of op de een of andere manier bij te dragen aan een discussie. Hij gaf naderhand te kennen dat de verhouding bij blogs nog iets ongunstiger is en eerder in de richting van 95/4,5/0,5 komt. Dat komt wel aardig overeen bij wat ik ten aanzien van mijn wekelijkse blog constateer. Mijn blogs worden door enkele duizenden personen gelezen, en daarbij is de Nielsen-formule een behoorlijk accurate weergave van het aantal personen dat af en toe, of redelijk vaak, reageert.

Op het eerste gezicht lijkt dit nogal teleurstellend: zoveel “lurkers” en zo weinig mensen die actief participeren. Maar voordat ik me daar al te teleurgesteld bij voel moet ik wel beseffen dat ik zelf ook bij mijn tamelijk actieve gebruik van de sociale media meestal een “lurker” ben. Dat neemt echter niet weg dat ik door mijn gebruik van de sociale media heel veel informatie verzamel en kennis opdoe. En dus mag ik aannemen dat heel wat “lurkers’ die mijn blogs en FaceBook posts lezen ook wel degelijk geïnteresseerd zijn in wat ik schrijf. Het werkstuk van de student, waarnaar ik hierboven verwees, ging over innovatie in het kerkelijk werk, en was toegespitst op het gebruik van de sociale media tijdens de Corona-pandemie. Veel kerkdiensten werden gestreamd, of via andere virtuele kanalen aangeboden. Vaak was daarbij het aantal directe reacties maar relatief klein. Maar hier is de Nielsen-formule ook zeker van toepassing en we mogen aannemen dat veel “lurkers” geestelijk profijt hebben gehad van deze virtuele diensten. En dat moet voldoende reden zijn om ermee door te gaan om naast de fysieke diensten, die nu weer mogelijk zijn, ook virtuele diensten te blijven verzorgen. Het is immers bepaald niet uitgesloten dat sommige “lurkers,” die vóór de Corona-crisis goeddeels van de kerk vervreemd waren, in de toekomst naast het virtuele contact ook weer het fysieke contact zullen opzoeken.