Johannes de Heer

Vorige week zag ik een krantenbericht dat het tijdschrift ‘Het Zoeklicht’ deze maand zijn honderdste verjaardag viert. Het blad werd een eeuw geleden opgericht door Johannes (of Johan) de Heer en werd een belangrijke pijler in de evangelisatie-beweging waarin Johan de Heer een belangrijke rol zou spelen.

Johannes de Heer werd geboren in 1866 als zoon van een Rotterdamse smid. Hij wilde echter niet in de voetsporen van zijn vader treden en ging werken in een muziekhandel. In die branche voelde hij zich thuis en in 1898 begon hij een eigen zaak.

De Heer trouwde in 1889 met Catharine Frederika Beindorff.  Twee van hun kinderen stierven respectievelijk op de leeftijd van 9 maanden en 4 jaar. Hun besef van geestelijke armoede leidde ertoe dat zij evangelisatiebijeenkomsten van de zevendedags adventisten gingen bezoeken en zich vervolgens bij de (nog heel kleine) Adventkerk aansloten.

Al snel had Johan de Heer een prominente rol in de kleine adventistengemeente in Rotterdam en werd hij gekozen tot ouderling. Maar zijn lidmaatschap in de Adventkerk was van korte duur. In 1902 brak een conflict uit waarbij Johan een hoofdrol speelde. Het droeve resultaat was dat van de 230 leden die de kerk op dat moment telde ruim driekwart vertrok.

Een kleine kern van leden bleef in grote verwarring achter. Maar de ster van Johan de Heer zou snel rijzen, nu zijn banden met de Adventkerk waren verbroken. Een groot deel van zijn blijvende bekendheid en populariteit dankt hij aan zijn liederenverzameling waaraan hij in 1904 begon te werken.  De ‘Zangbundel van Johan de Heer’ is nog steeds een belangrijke bron van liederen voor veel evangelische gemeenten en voor “Nederland Zingt!’ Ook in het adventistische liedboek zijn verschillende liederen van zijn hand opgenomen. Zijn levenslange nadruk op de wederkomst van Christus verraadt nog duidelijk zijn adventistische wortels.

Ik heb mij vaak afgevraagd hoe het komt dat wij als Adventkerk vaak heel creatieve en inspirerende leiders zijn kwijtgeraakt. Johan de Heer is daar een voorbeeld van, maar ik denk ook aan leiders als dr. John Harvey Kellogg en de Duitse Louis R. Conradi. Er waren zeker theologische strubbelingen. Johan de Heer had erg veel moeite met de rol van Ellen White en kon zich niet vinden in de adventistische leer van het hemels heiligdom. (Later zette hij zich ook sterk af tegen de sabbat). Kellogg kreeg het met de kerk aan de stok toen hij een boek publiceerde waarin men pantheïstische ideeën meende te ontwaren. Ook Conradi had twijfels ten aanzien van sommige leerpunten en bevond zich bepaald niet op dezelfde golflengte als Ellen White.

Maar het waren, volgens mij, niet in de eerste plaats de theologische bezwaren die deze (en helaas heel wat andere) leiders ertoe brachten de kerk te verlaten. Ik denk eerder dat het probleem was dat zij ‘te groot’ waren voor het kleine kerkje van hun dagen. Johannes de Heer was een talentvol man die ruimte nodig had om zich in vrijheid te kunnen ontplooien. Kellogg was te groot geworden voor de kerkelijke structuur van zijn dagen. Hij had in zijn gezondheidsinstelling meer mensen in dienst dan de kerk als zodanig! Conradi was een bezielend leider die in de op Amerika georiënteerde Adventkerk niet de ruimte gegund werd om de kerk in Europa ook tot een Europese kerk te maken.

Creatieve mensen de ruimte geven heeft risico’s. Dat valt niet te ontkennen. Maar door hen af te remmen is de kans groot dat we hen kwijtraken. Dat is nog steeds het geval. Vaak worden dan theologische argumenten genoemd als reden voor hun vertrek. Maar de werkelijke oorzaak ligt volgens mij dieper en is vooral frustratie vanwege het feit dat zij geremd worden in het uitwerken en uitvoeren van hun vaak visionaire plannen. Wat zou een man als Johan de Heer voor het Nederlandse adventisme hebben kunnen betekenen als hij bij ons zou zijn gebleven? Dat is een vraag die ik me vaak stel als ik een van zijn liederen zing.

 

Leiderschap

Het wordt tijd om mijn koffer in te pakken. Ik ga beginnen aan twee weken op Newbold College in Engeland, onderbroken door enkele dagen in België. Op Newbold is een sessie van de Master-opleiding Leiderschap waarbij ik betrokken ben. In België vindt het vierjaarlijkse congres plaats van de Belgisch-Luxemburgse Federatie van Adventkerken. Mijn taak tijdens de twee dagen van dat congres is het Plannen-comité in goede banen te leiden.

Het is spannend om te zien wie als nieuwe leiders ‘in Brussel’ worden gekozen. Ik volg intensief wat er bij de Europese Unie gebeurt. De uitkomst van de Europese verkiezingen in de afgelopen week was wat Nederland betreft redelijk bemoedigend. Extreem rechts moest een stapje terug. De partij van Wilders heeft geen enkele zetel meer in het Europese parlement en dat vind ik heel goed nieuws. En nu hoop ik toch maar dat Frans Timmermans de voorzitter wordt van de Europese Commissie. Die gedachte wordt, dat moet ik eerlijk bekennen, deels ingegeven door nationalistische gevoelens, maar ik vind toch ook wel dat hij een inspirerende leider is met overwicht en visie, en dat hij de beste is voor deze top-job

Hoe de verkiezingen binnen de Adventkerk in België zullen uitpakken is niet te voorspellen. Ik blijf erg geïnteresseerd in wat er daar gebeurt, nadat ik enkele jaren geleden gedurende achttien maanden interim-voorzitter van de kerk i België en Luxemburg ben geweest. Het systeem dat we in onze kerk hanteren leidt er lang niet altijd toe dat de beste mensen op de goede plaatsen terechtkomen. Ik hoop dat men zal kiezen voor continuïteit en stabiliteit en dat de huidige voorzitter zal worden herkozen. Over ruim een week zullen we het weten!

De komende twee weken ben ik verder vooral bezig met het coachen van een aantal personen die bezig zijn met hun MA-Leiderschap cursus. De leden van mijn studiegroep zijn afkomstig uit Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland,. Ik ben een van de vijf ‘advisors’ die elk een aantal van de bijna vijftig studenten begeleiden. De cursus duurt in principe drie jaar, met ieder jaar twee gezamenlijke sessies (waarvan er dus één de komende twee weken plaatsvindt) en regelmatige (meest maandelijkse) groepsbijeenkomsten. Ik kom met mijn groepje samen in Nederland, Duitsland, België of Engeland. Er is verder sprake van veel leesopdrachten en het schrijven van een scriptie en een tiental kortere documenten. Dat betekent dus ook veel leeswerk voor mij.

Het kost mij al met al aardig wat tijd, maar het is ook leuk om bij een dergelijk project betrokken te zijn. Ik constateer wel dat de lat voor de meeste deelnemers erg hoog ligt en dat de studie in veel gevallen wat langer gaat duren dan drie jaar. (Ik weet uit ervaring hoe moeilijk het is om een academische studie te voltooien als je binnen de kerk een drukke baan hebt.) Het geeft voldoening om een steentje te kunnen bijdragen aan de vorming van nieuwe leiders. Die heeft de kerk hard nodig, op alle niveaus. Zelf steek ik er passant er ook heel wat van op. Als ik luister naar de colleges over typen van leiderschap vraag ik me heimelijk af wat voor soort leider ik ben geweest, in welk opzicht ik redelijk goed scoorde en waar ik wellicht destijds wel wat extra sturing had kunnen gebruiken.

Nu ik al bijna twee jaar bij dit project betrokken ben heb ik natuurlijk wel een oordeel over de structuur en de kwaliteit van de cursus. Ik besef dat er keuzes moeten worden gemaakt en dat niet alle aspecten van leiderschap aan de orde kunnen komen. Ik mis met name aandacht voor de ethische aspecten van leiderschap en sommige technische kanten van leiderschap: voor zaken als vergadertechniek, strategisch plannen, conflictresolutie, en time management.

Tegen de ideeën van sommige leiderschaps-goeroes in, blijf ik bij mijn overtuging dat leiderschap maar voor een deel kan worden geleerd. Sommigen ‘hebben het’ wat nodig is om zich tot een goede leider te ontwikkelen, terwijl anderen altijd op een middelmatig leiderschapsniveau zullen blijven hangen. Dat zie je overduidelijk in de praktijk. Ik zou het niet direct ‘charisma’ willen noemen, want een zogenaamd ‘charisma’ verdoezelt vaak heel wat zwakheden. Misschien is visie een beter woord. Bij veel van de huidige leiders in onze kerk—lokaal, nationaal en. Internationaal—zie ik daarvan vaak veel te weinig. Een cursus kan er wel toe bijdragen om visie verder te ontwikkelen en te versterken, maar een leider moet dat ook wel op de een of andere manier al in zich hebben. Al met al hoop ik dat ik een klein beetje kan helpen om het element van visie bij ‘ mijn mensen’ te stimuleren en in bescheiden mate als hun rolmodel kan dienen.

Ook andere levens zijn belangrijk

Op 16 mei,  om zeven minuten over half acht in de avond, werd Donnie Edward Johnsson ter door gebracht door middel van een injectie in de Riverbend-gevangenis voor zware misdadigers in de Amerikaanse staat Tennessee. Hij had in 1984 zijn vrouw op brute wijze vermoord. Johnson was christen geworden en had zich,  terwijl hij gevangen zat, aangesloten bij de zevendedags adventisten. Hij was actief in het delen van zijn geloof, gaf geestelijke steun aan een groot aantal van zijn medegevangenen en was door de Adventkerk in Nashville ingezegend tot ouderling. In zijn laatste ogenblikken bad hij een lang gebed waarin hij God om vergeving vroeg en daarna zong hij een tweetal liederen. Hij vroeg of zijn laatste maaltijd aan een dakloze kon worden gegeven!

Een groot aantal adventisten in de VS en elders hebben gebeden dat de gouverneur, Bill Lee, de executie zou afblazen. Ds. Ted N.C. Wilson, de voorzitter van de adventistische wereldkerk, en ds. Daniel R. Jackson, de voorzitter van de Adventkerk in Noord-Amerika, zonden een dringend verzoek tot clementie aan de gouverneur. Lee verklaarde dat hij in gebed deze verzoeken had overwogen, maar had besloten dat het recht zijn loop moest hebben.

Ik ben altijd een fervent tegenstander geweest van de doodstraf en het blijft me verbazen dat er nog zoveel christenen zijn (waaronder veel adventisten) die deze brute strafmethode steunen. Ik weet natuurlijk wel dat in bijbelse tijden de doodstraf veel werd gebruikt en dat God zelf ook vaak opdracht gaf om mensen op die manier te straffen. Maar we leven niet langer in deze oude tijden, toen er nog geen rechtssysteem was, met gevangenissen waarin mensen langdurig konden worden ondergebracht. Als een nieuwtestamentisch christen ben ik een tegenstander van deze inhumane vorm van straffen, die volgens mij ook tegen de geest van het evangelie indruist. Natuurlijk moeten misdadigers worden gestraft, maar het gaat niet om wraakneming—zoals helaas veel mensen toch nog denken. Het uiteindelijke doel moet zijn om iemand na verloop van tijd weer terug te kunnen brengen in de maatschappij als een beter mens.

Inmiddels is het bijna twintig jaar geleden dat ik een boekje schreef over een aantal ethische zaken. Het heette: Matters of Life and Death en werd in het jaar  2000 uitgegeven door de adventistische uitgeverij Pacific Press . Het bevatte o.a. een hoofdstuk over de doodstraf en daarin noemde ik een aantal redenen waarom ik tegen de doodstraf was (en ben), vooral zoals die in een aantal staten in de VS wordt toegepast. Er is absoluut geen bewijs dat er een afschrikwekkende werking van uitgaat en dat het aantal misdaden daardoor afneemt. En er zijn in het verleden ook veel fouten gemaakt bij de rechtspraak waardoor onschuldige mensen ter dood werden gebracht. Een groot probleem met de doodstraf in de VS is ook dat zwarte misdadigers een veel grote kans hebben om op de elektrische stoel te belanden of een dodelijke injectie te krijgen dan blanken die zich aan hetzelfde misdrijf hebben schuldig gemaakt. Daarbij komt dat het Amerikaanse rechtssysteem heel wreed kan zijn. Hoe is het mogelijk dat een man als Johnson meer dan dertig jaar op zijn vonnis wacht? Waarom zou je zo iemand, die inmiddels heel duidelijk heeft laten zien dat hij niet langer een gevaarlijke moordenaar is, nog ter dood brengen? Welk doel is daarmee gediend?

Mijn boek ging destijds ook over abortus, euthanasie, genetische modificaties, en andere thema’s die met leven en dood te maken hebben. In het algemeen kreeg het boek goede recensies. Ik wist natuurlijk wel dat mijn visie op deze onderwerpen niet door alle lezers zou worden gedeeld. Maar het verbaasde mij dat ik de meeste kritische reacties kreeg van medegelovigen (vooral uit de VS) die vurige voorstanders waren van de doodstraf. Ik heb er nog steeds veel moeite mee om dat te begrijpen.

Ik was blij dat enkele van onze kerkelijke leiders probeerden om de executie van Donnie Johnson tegen te houden. Maar ik zou het nog fijner hebben gevonden als onze kerkelijke leiding zich resoluut tegen de instelling van de doodstraf als zodanig zou keren—en niet één keer maar steeds weer. Waarom zouden we alleen protesteren als het gaat om het leven van een adventist? Ook andere levens zijn belangrijk!

Jan Mulder wil eeuwig leven

Voetbal interesseert me heel erg weinig en ik heb geen speciale band met een of andere voetbalclub. Ik heb natuurlijk wel zo en passant meegekregen dat Ajax een succesvol seizoen beleeft. Maar dat is het wel zo ongeveer wat mijn belangstelling voor het voetbal betreft. Johan Cruyff kon altijd wel op mijn sympathie rekenen en dat geldt ook voor Jan Mulder. Als ik zijn gezicht op de tv zie verschijnen ben ik wel altijd eventjes nieuwsgierig naar wat hij te melden heeft.

Mulder is inmiddels midden-zeventig. Na een briljante carriėre als voetballer (met name bij de Belgische club Anderlecht en het Nederlandse Ajax), werd hij vooral bekend als columnist en als de auteur van meer dan twintig boeken. Maar hij is al jarenlang ook een bekende verschijning op de televisie. En nu presenteert hij een reeks van zes programma’s bij omroep MAX met de titel: Jan Mulder wil eeuwig leven.

Uit de paar afleveringen van het programma’s die inmiddels zijn geweest is duidelijk dat Jan Mulder  graag nog heel lang wil leven.  Hij wil niet doodgaan en hij gaat een aantal weken lang op de buis op zoek naar de mogelijkheid om eeuwig te kunnen blijven leven. Ik ben benieuwd of in latere afleveringen ook de religieuze invalshoek aan de orde zal komen. Ik keek met veel interesse naar het interview dat Mulder in Engeland had met Dr. Ian Pearson, een futuroloog die voorspelt dat zo rond het jaar 2050 eeuwig leven binnen ons bereik ligt. Maar daar moet dan wel een kanttekening bij worden gemaakt, want het is niet het soort eeuwig leven waarvan ik direct heel enthousiast word. De Engelse toekomst-voorspellende professor gaat ervan uit dat de technologie in binnen enkele tientallen jaren in staat zal stellen om ons brein te koppelen aan de digitale wereld en dat we op die manier ‘in de cloud’ kunnen blijven leven als ons fysieke lichaam het heeft laten afweten. Ons digital ‘ik’ zou dan een robot kunnen uitkiezen waarmee we ons in deze wereld kunnen blijven manifesteren. Het was duidelijk dat ook Jan Mulder nog niet meteen dit toekomstbeeld in zijn hart sloot.

Ik heb geen idee welke toekomstige technologische vondsten aan veel dingen in ons leven een andere wending zullen geven. De technologische ontwikkelingen kunnen onze levensverwachting nog wat verder oprekken en we staan misschien nog maar aan het begin van het vervangen van falende lichaamsdelen met steeds kleinere apparaatjes, motortjes en zendertjes, enz. Maar er een grens aan wat wij kunnen. Als gelovige denk ik dat leven scheppen of volmaakt eeuwig leven bieden voorbij die grens is. Voor eeuwig leven moet Jan Mulder niet bij professor Pearson zijn maar bij zijn Schepper.

Intussen snap ik wel de gretigheid waarmee Mulder aan het leven wil vasthouden en zijn verlangen om de dood op de heel lange baan te schuiven. De vraag of eeuwig leven inderdaad een realiteit kan zijn heeft mij de laatste jaren ook tamelijk intens beziggehouden. Het heeft mij onlangs geïnspireerd om er een boek over te schrijven. Ik heb antwoorden gezocht op mijn vragen door de Bijbel als basis te nemen. Ik heb geen antwoord gevonden op al mijn vragen maar heb toch het boek vol overtuiging de titel kunnen meegeven: Ik heb een toekomst! Het verschijnt later dit jaar in het Engels onder de titel : I Have a Future. Ik ben nu ook begonnen aan een Nederlandse editie van dit boek. Als het verschenen is zal ik Jan Mulder een exemplaar toesturen. Als ik het adresseer aan Jan Mulder te Belliingwolde zal het ongetwijfeld bij hem aankomen. Ik neem aan dat de postbode hem in dit Groningse dorp waar hij werd geboren en nu woont wel zal weten te vinden.

Kleine signalen van hoop

Ik probeer zo goed mogelijk te volgen wat er zoal op het Nederlands religieus en kerkelijk erf gebeurt.  Deze week vielen mij drie dingen vooral op. In de eerste plaats was er het bericht dat gemeenten van de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk en de Nederlands Gereformeerde Kerk, respectievelijk ontstaan in 1944 en 1967, in het dorpje Langerak op korte termijn zullen fuseren. Voor de meeste Nederlanders is het verschil tussen de verschillende soorten gereformeerden nogal schimmig en ik heb er vaak ook moeite mee om mij te herinneren wat nu precies de verschillen zijn. Gelukkig ontdekt men hier en daar dat verschillen overbrugbaar zijn, omdat vaak veel meer samenbindt dan verdeelt, en dat men over de schaduwen van het eigen verleden kan heenstappen.

Het tweede wat mij opviel was dat in Voorhuizen een doop door onderdompeling had plaatsgevonden van enkele rooms-katholieke vrouwen. Zij behoren tot de charismatische stroming in de Rooms-Katholieke Kerk en hadden er behoefte aan hun band met Christus op deze bijbelse manier te bevestigen. Daarmee zetten zij hun lidmaatschap met hun kerk niet op het spel, ook al werd van officiële zijde benadrukt dat deze onderdompeling weliswaar een mooi symbool is maar natuurlijk niet als de echte doop moet worden gezien.  Maar toch . . . er is kennelijk voldoende ruimte om een gebeurtenis als deze te tolereren.

Maar een andere gebeurtenis tijdens deze week was vooral indrukwekkend. Na vierhonderd jaar besloot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dat de opstelling jegens de Remonstrantse Kerk fout was geweest en dat de tegenstellingen destijds niet zo hadden moeten escaleren als het geval was. In de zeventiende eeuw woedde in de protestantse kerk in Nederland een felle strijd tussen twee opvattingen over de weg naar eeuwig behoud. De traditionele Calvinistische opvatting dat God van alle eeuwigheid had besloten wie er behouden zouden worden en wie er verloren zouden gaan (de predestinatieleer) werd fel bestreden door de aanhangers van de Leidse hoogleraar Arminius, die uit de Bijbel meende te mogen opmaken dat iedereen een vrije wil heeft en voor of tegen God kan kiezen. Toen de landelijke politiek (met name via Stadhouder Maurits en Raadspensionaris Johan van Oldebarneveld) zich ermee ging bemoeien sloeg de vlam helemaal in de pan. De befaamde Dordtse Synode veroordeelde de Arminianen en dat leidde er uiteindelijk toe dat er een nieuwe kerk ontstond die tot op de dag van vandaag bestaat: De Remonstrantse Broederschap.

De kerkelijke ontwikkelingen hebben echter niet stilgestaan. Bij veel Calvinistische Protestanten in Nederland leeft de oorspronkelijke predestinatieleer nog nauwelijks. Wat de Remonstranten betreft: zij zijn geleidelijk steeds verder naar de vrijzinnige kant opgeschoven. Voor veel leden is het aantrekkelijk dat zij zelf hun eigen geloofsbelijdenis mogen schrijven!

Zevendedags Adventisten geloven in de vrije wil van de mens en zijn dus Arminianen. Opmerkelijk is trouwens dat protestants Amerika—dat voor een groot deel Calvinistische wortels heeft, in het algemeen terughoudend was in het omarmen van predestinatie. Die leer paste niet bij de Amerikaanse ‘doe’-cultuur, waarbij ieder mens voor alles in zijn leven zelf de verantwoordelijkheid draagt.

Wat neem ik mee uit deze drie berichten uit de Nederlandse kerkelijke pers van deze week? Zij hebben iets gemeenschappelijks, namelijk dat er ruimte wordt geboden aan diversiteit Het blijkt soms mogelijk te zijn om terug te komen op eerder ingenomen standpunten en ruimte te bieden voor gedachten en praktijken die een ander dan het traditionele geluid laten horen. Dat stemt me optimistisch.  Er is veel mensenwerk in de kerk, maar af en toe wordt desondanks de werking van de Geest zichtbaar en voelbaar. Dat geeft hoop als je maar al te vaak aanloopt tegen schijnbaar onwrikbare standpunten.