Yearly Archives: 2012

Theologie of strijd om de macht?

Met gemengde gevoelens heb ik vanmorgen de berichtgeving gespeld over het speciale eendaagse congres van de Pacific Union (het overkoepelende orgaan van de Adventkerk in Californië, Arizona, Hawaii, Nevada en Utah, met in totaal ca. 215.000 leden) dat gisteren werd gehouden. Met 79 tegen 21 procent van de stemmen namen de afgevaardigden een motie aan dat bij inzegening van predikanten voortaan geen onderscheid gemaakt mag worden tussen vrouwen en mannen. Na het soortgelijke besluit van de Columbia Union (in het noordoosten van de VS) is dit een tweede invloedrijke eenheid van de kerk die de lijn verlaat die door de Generale Conferentie (het hoogste bestuursorgaan) tot op het laatste moment werd bepleit. Ook de Noord-Duitse Unie heeft onlangs een dergelijke beslissing genomen.

Ik ben blij met de uitkomst van de stemming, die overigens verwacht kon worden, ondanks de heftige tegenstand van mannen (ja, uiteraard: mannen) als Dough Batchelor, en ondanks het feit dat de voorzitter van de kerk, Ted N.C. Wilson, samen met twee van zijn vicevoorzitters, zich persoonlijk tot de afgevaardigden richtte met een pleidooi om de eenheid in de kerk te bewaren en te wachten met eenzijdige beslissingen totdat het besluitvormingsproces waarmee de wereldkerk bezig is, zal zijn afgerond. De leiders van de Generale Conferentie hadden echter kennelijk wel verwacht dat de uitkomst voor hen negatief zou zijn, want enkele uren later was er al een bulletin op de website van de Adventist Review, dat door het dagelijks bestuur van de wereldkerk is ondertekend, waarin de afloop van het congres in het westen van de VS wordt betreurd en wordt aangekondigd dat de kerk op de een of andere manier zal dienen te reageren.

Ja, ik ben blij met de uitkomst van gisteren en vele anderen zijn dat met mij. Het wordt hoogtij dat er een einde gemaakt wordt aan een ergerlijke vorm van discriminatie, die volgens de meerderheid van de adventistische theologen in strijd is met de Bijbel en waaraan velen niet meer met een goed geweten kunnen meedoen.  Maar ik ben tegelijkertijd bedroefd en diep teleurgesteld dat de kerk in deze huidige situatie is terechtgekomen.

Iets wat in hoofdzaak een culturele aangelegenheid is, is door velen tot een brandende theologische kwestie gemaakt. Zeker, we hebben te maken met de onderliggende vraag: Hoe lees je de Bijbel? Dat is een gegeven dat heel veel discussies bepaalt, zonder dat velen zich daarvan bewust zijn. Het is een punt dat aandacht behoeft. Het is echter jammer dat voor velen de inzegening van vrouwen langzaam maar zeker een punt is geworden waar het verschil tussen ‘conservatieven’ en ‘liberalen’ zich in het bijzonder manifesteert en zelfs tot een breekpunt wordt gemaakt.

De wereldkerk heeft de zaak alsmaar laten slepen en studiecommissie na studiecommissie benoemd. Intussen is het moeilijk geworden nog enige lijn in het officiële beleid te ontdekken. Vrouwelijke ouderlingen benoemen is niet langer een probleem in gebieden waar men voor die optie kiest. Vrouwelijke diakenen aanstellen is ook sinds enige tijd geen probleem meer, als men daartoe wenst over te gaan. Vrouwelijke predikanten kunnen een soort zegen ontvangen voor hun werk (‘commissioning’); ze kunnen dopen en avondmaal bedienen; ze verdienen hetzelfde salaris als hun mannelijke collega’s. Maar ze zijn van bepaalde administratieve (!) functies uitgesloten en kunnen niet ingezegend worden. Wat is ‘inzegening’ dan precies? Is het een ‘sacrament’ dat alleen aan een bepaalde categorie van mensen kan worden toegediend?  Waarin verschilt de inzegening van een predikant dan precies van die van een ouderling? (Graag wat bijbelse argumenten!) Het is voor de meeste kerkleden niet goed te volgen. Maar wat velen wel goed kunnen volgen is het basisgegeven dat vrouwen op de een of andere manier nog steeds niet helemaal mogen meetellen, en het moment is gekomen dat men op veel plaatsen daar genoeg van heeft en niet langer tevreden is met de belofte dat de kerk bezig is met een diepgaande studie en dat in 2015 een beslissing mag worden verwacht.

Het meest bedroevende aspect is, mijns inziens, dat de kwestie van WO (Women’s Ordination) zich ontwikkeld lijkt te hebben tot een strijd om de macht. De opstelling van de drie unies wordt door sommigen betiteld als ‘rebellie’.  Wilson heeft enkele weken geleden zelfs gedreigd met niet nader gespecificeerde maatregelen. Hij en zijn team worden door velen gezien als de verliezers in de huidige strijd en hun prestige als wereldleiders is danig aangetast. Voor velen is de topleiding van de kerk overigens bezig met een achterhoedegevecht. Het versterkt, naar hun mening, een proces dat al langer gaande is: steeds meer leden willen het zwaartepunt van het beleid van de kerk verplaatsen naar lagere niveaus en zij vertalen het begrip ‘eenheid’ niet langer in termen van ‘eenvormigheid’.  Het is niet gemakkelijk voor de leiding van de kerk om met de huidige impasse op een verstandige (en geestelijke) manier om te gaan. Helaas is de impasse voor een belangrijk deel ontstaan doordat de kerk het probleem decennialang heeft laten voortsudderen, voornamelijk uit angst voor de reacties uit de niet-westerse regio’s van de kerk. Angst is een slechte leermeester. Moed, gekoppeld aan tolerantie en begrip voor degenen die vanuit een andere cultuur tegen de dingen aankijken, voorkomt een situatie zoals die nu dreigt te ontstaan.

In een ‘comment’ op een artikel op een pro-WO-website las ik een opmerking die tot verdere overdenking uitnodigt. De leiding van de kerk heeft ons uitgenodigd om open te staan voor een proces van ‘revival and reformation’ (opwekking en reformatie). Gerechtigheid was in bijbelse tijden altijd een sleutelwoord als het om ‘opwekking en reformatie’ ging. Als de Geest vaardig wordt over Gods volk leidt dat tot een verlangen naar gerechtigheid, benadrukten de profeten. Is de overtuiging dat het tijd wordt om het onrecht jegens vrouwen te eindigen misschien een (onbedoelde) vrucht van de ‘opwekking en reformatie’ waartoe we werden opgeroepen? Het zou zo maar kunnen.

 

Werkelijkheid

Een flink deel van mijn tijd is de afgelopen week opgeslokt door het lezen van de drukproeven van het bijbels dagboek dat ik heb geschreven en dat rond 1 oktober gaat verschijnen onder de titel Een Kwestie van Kiezen. Vandaag hoop ik de tekst van de overdenkingen voor de maanden november en december nog eens door te pluizen.

Het werk werd onderbroken door een gevarieerd lang weekend in België. Op zaterdagmorgen preekte ik voor een gehoor van ruim honderd personen in de Franstalige Afrikaanse gemeente in Brussel. Zij hebben gastvrij onderdak gevonden in een niet zo lang geleden gerenoveerde kerk van een Protestantse gemeente, op een mooie locatie, niet ver van het centrum van de stad. De groep bestaat voor een belangrijk deel uit mensen die uit Rwanda zijn gekomen. Mijn (Franse) preek werd dan ook naar het Kinyarwanda vertaald. Tot mijn verbazing nam de vertaling zeker twee keer zoveel tijd als ik nodig had. Toch zal ik maar aannemen dat de vertaler een redelijk getrouwe weergave bood van wat ik zei.

Naast enkele bezoeken die een voornamelijk sociaal karakter droegen en een belangrijke bespreking op maandag hebben we de tijd genomen voor een tweetal toeristische activiteiten. Mijn vrouw vergezelde me deze dagen en daarom wilden we proberen om wat privé-elementen in ons programma voor het weekend in te bouwen.  Wij bezochten het Magritte-museum en het Atomium.

Een bezoek aan het Atomium stond al een tijdje op mijn verlanglijstje. Het was 54 jaar geleden dat ik tijdens de Wereldtentoonstelling het indrukwekkende bouwsel voor het eerst bezocht. Daarna had ik er alleen maar vanuit de verte naar gekeken. Koffie drinken in de bovenste bol van deze meer dan 100 meter hoge structuur, met helder uitzicht over de stad en de omgeving, was de 8 euro p.p. entree (inclusief seniorenkorting) meer dan waard.

In het Magritte-museum waren noch mijn vrouw, noch ik, ooit eerder geweest, ondanks onze redelijk frequente bezoeken aan het enorme, nogal pompeuze, gebouw van het Nationaal Museum voor Schone Kunsten, waarin ook het Magritte-museum onderdak heeft gevonden. Het museum is geheel gewijd aan de beroemde Belgische surrealistische kunstenaar René Magritte (1898-1967).  Magritte overtrof onze verwachtingen, zowel ten aanzien van zijn enorme creativiteit, de veelzijdigheid van zijn werk en zijn vakmanschap als schilder.

Er was een facet dat me daarna niet losliet: de link tussen het Atomium en het werk van Magritte.  Ze bieden alle twee een bepaalde kijk op de werkelijkheid.  Het Atomium is een voorstelling van een heel klein stukje werkelijkheid dat we zonder technische hulpmiddelen niet kunnen waarnemen. De stalen constructie die in Brussel in 1958 werd gebouwd bestaat uit negen bollen met elk een diameter van 18 meter, die allemaal precies 29 meter van elkaar afstaan, en samen de kristalstructuur  van een ijzeratoom uitbeelden. Maar dan niet minder dan165 miljard maal vergroot! Het Atomium representeert een stuk werkelijkheid, maar op een manier dat het toch niet meer de echte werkelijkheid is.

Magritte gaat ook op een eigen manier om met de werkelijkheid. Hij legt die niet onder een microscoop, maar hij ziet die werkelijkheid door het prisma van zijn eigen levendige verbeelding. Als surrealist zoekt hij naar een subjectieve werkelijkheid achter wat hij bij een eerste blik ziet. De verbeelding kan een dimensie toevoegen en betekenis geven aan wat je ziet. Het gaat niet langer om een exacte weergave, maar om de gevoelens, de associaties en ideeën die worden opgeroepen.

Als je er wat verder over nadenkt kun je er als gelovige christen, dunkt me, iets belangrijks aan toevoegen. De ideeën en associaties die bij Magritte opborrelden werden niet  geïnspireerd door een christelijke visie op de werkelijkheid. Maar vanuit het geloof tegen de werkelijkheid aankijken doet je allereerst beseffen dat alleen God de Werkelijkheid kent. Wij zien altijd maar ten dele en hebben allerlei hulpmiddelen nodig om wat we dan zien te kunnen duiden. Maar wat we vooral nodig hebben is gelovige verbeelding, een soort spirituele, bijbelse-geïnformeerde, surrealistische kijk op de Werkelijkheid. Alleen dan gaat die Werkelijkheid echt iets voor ons betekenen. Ja, toch?

 

Commentaar en Smoutebollen

 

Wie blogs schrijft moet niet alleen verwachten commentaar te krijgen, maar moet dat zelfs verwelkomen. Ik kan u verzekeren dat ik dat doe. Ik heb echter de afgelopen twee weken meer commentaar gekregen—hoofdzakelijk per e-mail—dan ik gewend was te ontvangen. Vooral mijn vorige blog was daar de aanleiding toe: ‘Nykobing bepaalt de toekomst van de kerk.’

Was het nu echt nodig de naam van de betreffende kerkgemeente te noemen? vroeg een lezer in de Verenigde Staten zich af.  Een andere lezer in de VS—iemand die werkzaam is op het hoofdkantoor van de kerk in Silver Spring—gaf als commentaar: Inderdaad, ‘de belangrijkste beslissingen worden niet in Silver Spring genomen. Het gaat erom wat in de lokale gemeenten gebeurt. In sommige gebieden is men vol vuur (Midden-Amerika, Zuid-Amerika, Zuid-Afrika-Indische Oceaan), maar op andere plaatsen in de wereld (Noord-Amerika, Europa)is men zo dicht bij de dood dat men haast geen adem meer haalt. Het is heel treurig. Maar je sloeg de spijker op de kop . . .’ Een lezer in Zweden schreef me: ‘Ik heb je blog doorgestuurd aan de redactie van ons Zweedse kerkblad in de hoop dat ze het zullen plaatsen . . . ‘

Misschien moet ik ‘sorry’ zeggen tegen de mensen in Nykobing. Ik hoop dat ze, als ze de blog onder ogen hebben gekregen, begrijpen dat het niet als een aanval specifiek op hen was bedoeld, maar als voorbeeld van een helaas nogal algemene malaise.

Het tweetalig maken van mijn blog resulteerde meteen in een forse stijging van het aantal unique visitors en het aantal bladzijden die bezocht werden. Ook andere veranderingen in de presentatie van de site bleven niet onopgemerkt, o.a. het voornemen om de tekst te publiceren van artikelen die ik in het verleden schreef. Het tijdschrift ‘Ministry’ maakte me er wel op attent dat ik om toestemming moet vragen als ik mijn artikelen wil opnemen die in de loop jaren in hun tijdschrift werden gepubliceerd, aangezien zij het copyright bezitten.  Ik heb inmiddels die toestemming gevraagd en gekregen en ga daar binnenkort mee aan de slag.

De communicatieafdeling van het Britse hoofdkantoor herinnerde me eraan dat zij in hun archief een tweetal video-interviews met mij hebben, en dat ik daarnaar zou kunnen verwijzen. Voor wie nieuwsgierig is: hier zijn de links: http://www.hopetv.org.uk/content/media-library/media-story/ml/in-conversation-series-4/reinder-bruinsma//12/ en http://www.hopetv.org.uk/content/media-library/media-story/ml/from-the-archive/bruinsma-book-review-1998/9/6/

Ik zal aan mijn zoon vragen hoe ik deze links wat zichtbaarder (en minder gecompliceerd) kan vermelden. Misschien zijn er trouwens nog een aantal andere soortgelijke interviews te vinden. Twee jaar geleden had ik bijna een uur lang een vraaggesprek (in het Engels) voor het televisiekanaal van de Roemeense Adventkerk. Ik neem aan dat ik dat wel zou kunnen opsporen.

Maar dat moet even wachten, want ik ben vandaag weer in Brussel. Mijn vakantie zit er voorlopig op en gisteravond ben ik weer voor een paar daagjes afgereisd naar mijn tijdelijke job in België. De reis duurde wat langer dan verwacht. Ik had het dieseltje van de Belgische kerk ongeveer een maand niet gebruikt en had de afgelopen weken steeds Euro 95 getankt.  Dat deed ik gisteravond ook langs de A27 bij Eemnes. De ANWB moest eraan te pas komen om het onheil te verhelpen. Het kostte me al met al zo’n 100 euro en twee uur tijdverlies. Maar vandaag is dat verdriet vergeten. Ik hoorde dat er vlak bij het Brusselse Zuidstation een grote kermis gaande is en dat een van de attracties een kraam met overheerlijke Smoutebollen of Croustillons is—een wat kleinere variant van de ook in Nederland bekende oliebollen. Een onverwachte verrassing op deze eerste werkdag!

 

Nykøbing bepaalt de toekomst van de kerk

 
De toekomst van de kerk wordt niet beslist in Silver Spring. Ondanks de herhaalde studiecommissies die een advies moeten opstellen voor de besturen van de kerk over onderwerpen als de inzegening van vrouwelijke predikanten en het strakker formuleren van het fundamentele geloofspunt van de zesdaagse schepping. Ondanks de vermetele (of is een ander bijvoeglijk naamwoord meer op zijn plaats?) inspanningen om miljoenen exemplaren van het boek De Grote Strijd te verspreiden en grootse plannen om de grote wereldsteden met ‘de boodschap’ te bereiken. Ondanks alle vergaderingen en initiatieven, de miljoenen dollars en het inschakelen van de media, wordt de toekomst van de kerk niet bepaald in het hoofdkantoor van de Adventkerk in Silver Spring. Nee, de toekomst van de kerk ligt in handen van de kerkleden in Nykøbing in Denemarken. Laat me dat nader uitleggen.
 
Afgelopen zaterdag gingen mijn vrouw en ik ter kerke in Nykøbing, ongeveer 100 kilometer ten zuiden van Kopenhagen. Tijdens onze vakantie waren we al een paar weken niet naar een Adventkerk geweest. Daarom besloten we op onze terugreis vanuit Midden-Zweden een stop te maken in Denemarken om daar een rustig dagje door te brengen in dit plezierige land dat zoveel op ons vaderland lijkt en om daar naar de kerk te gaan. Een snel onderzoekje op internet gaf ons het adres van de kerk in het stadje waar we een kamer voor twee nachten in een bescheiden driesterren hotel hadden geboekt.
 
We vonden het leuke, moderne kerkgebouw en parkeerden onze Citroën naast de zeven of acht voertuigen van andere kerkgangers. Er arriveerden nog enkele ‘broeders en zusters’ en om precies elf uur begon de dienst. In totaal waren er waarschijnlijk een dertigtal mensen—er was een meisje van een jaar of twintig; de andere aanwezigen waren dichter bij mijn gezegende leeftijd. Er waren wat aanwijzingen dat er ook wel eens kinderen naar kerk komen, maar mogelijk waren die nu nog met ouders op vakantie. Toen wij er waren was er in elk geval geen kind te ontdekken.
 
Ons Deens is goed genoeg om te begrijpen wat er zoal gebeurde, en om mee te kunnen zingen en de grote lijnen van de weinig opzienbarende preek te kunnen volgen. Die werd gehouden door een vriendelijke man van middelbare leeftijd—vermoedelijk de ouderling van de gemeente. We werden door een aantal mensen vriendelijk gegroet, maar niemand deed moeite een gesprek met ons te beginnen—ook niet toen de dienst voorbij was. In de hal konden we onszelf van iets vloeibaars voorzien door een plastic bekertje met limonade vol te schenken. Om te zeggen dat dit onderdeel was van een boeiend sociaal gebeuren zou de waarheid nogal oprekken.
 
Toen we de kerk verlieten en aan een autoritje door de omgeving begonnen stelden zowel mijn vrouw als ik vrijwel gelijktijdig dezelfde vraag: Wat zou de bewoners van Nykøbing er in vredesnaam toe kunnen bewegen om zich bij de Adventkerk in hun plaats aan te sluiten? Wat zou hen daar kunnen aantrekken? En wat zou vooral ook jonge mensen ertoe kunnen brengen om hun geestelijk thuis in de plaatselijke Adventkerk te zoeken? Het lukte ons niet op die vragen een bevredigend antwoord te vinden.
 
Misschien doe ik de leden van de Adventkerk in Nykøbing een groot onrecht. Toegegeven, we bezochten hun kerk tijdens de vakantie en dan is er wel vaker weinig leven in de brouwerij. Misschien heeft deze gemeente meer te bieden dan we op het eerste gezicht konden ontdekken. Maar ik betwijfel het. Ik heb heel veel verschillende gemeenten bezocht in West-Europa (en ook in de VS) en de vraag komt steeds nadrukkelijker naar voren: Hebben de meeste plaatselijke Adventgemeenten in de westerse wereld voldoende te bieden om hun leden te kunnen vasthouden, laat staat om ‘nieuwe’ mensen in serieuze aantallen aan te trekken?
 
Ik ben lid van een Nederlandse gemeente van ongeveer 50 leden (Harderwijk). Gemiddeld bezoek ik ‘mijn’ gemeente eens in de zes weken, omdat ik meestal ergens anders ga preken. Ik kom echter graag in mijn thuisgemeente. Ik heb er de mensen leren kennen. Er is een fijne atmosfeer. Ik voel me er welkom. Maar, stel dat ik daar in ‘mijn’ kerk kwam omdat ik toevallig een paar dagen in de buurt logeerde. Of stel dat ik naar de omgeving van Harderwijk was verhuisd en op zoek was naar een nieuwe thuisgemeente. Of dat ik zo maar eens uit nieuwsgierigheid zou binnenlopen.  Zou ik er dan genoeg aantreffen om me het gevoel te geven dat ik hier steeds zou willen komen? Zou ik het gevoel hebben dat wat hier gebeurt relevant is voor mij—voor wie ik ben; voor waar ik mij in mijn leven bevind? Zou ik er de antwoorden kunnen vinden op de vragen die mij bezighouden?
 
De toekomst van de kerk hangt niet in de eerste plaats af van de uitkomst van de debatten die over allerlei belangrijke zaken worden gevoerd in de kerkelijke kantoren en tijdens de onvermijdelijke congressen. Uiteindelijk wordt de toekomst van de kerk—zeker in de westerse wereld—bepaald door het antwoord op de vraag of de kerk erin slaagt relevant te zijn; of haar waarheid tegenwoordige waarheid’ voor mij is, in mijn concrete situatie en vooral ook voor mijn jongere tijdgenoten. Daarom hangt de toekomst van de kerk af van wat in Nykøbing gebeurt (en in Harderwijk en de duizenden andere kleine en niet zo kleine plaatselijke gemeenten).

De Spelen

 

Het zat Nederland niet mee tijdens de Europese Kampioenschappen voetballen. Voordat het spektakel begon zag Oranje-minnend Nederland de vaderlandse ploeg al met de beker in handen staan, of op zijn minst een eervolle finale spelen. Maar al tijdens de eerste wedstrijd ging het mis en gingen we roemloos tegen Denemarken ten onder. Nu heb ik niet veel verstand van voetballen, maar van de Denen verliezen schijnt echt heel tragisch te zijn.

Tijdens de Tour de France is het de Nederlandse rijders niet veel beter afgegaan. Een zekere Laurens ten Dam, van wie ik nooit eerder had gehoord, ging als beste Nederlander op een armzalige 28e plaats in Parijs over de finish.

En nu zijn dan gisteravond de Olympische Spelen in Londen begonnen.  Ruim tienduizend sporters zullen daar de komende weken strijden om 302 gouden medailles en om evenveel zilveren en bronzen eerbewijzen. Hoeveel gouden plakken gaan de 178 Nederlandse sportvrouwen en sportmannen in de wacht slepen bij de 18 onderdelen waaraan ze gaan meedoen? Ik heb begrepen dat we misschien zo’n achttal keren het Wilhelmus mogen verwachten vanwege een gouden medaille. We zullen zien.

Wereldwijd zijn de verwachtingen hoog gespannen. China, de Verenigde Staten en Rusland zullen wel weer aan de top van de medaillespiegel staan. Maar elk land hoopt te zullen winnen. Ik sprak een paar dagen geleden met een Afghaanse jongeman die er alle vertrouwen in heeft dat zijn land op het taekwondo onderdeel als winnaar uit de bus zal komen. Na wat uitleg weet ik nu ook dat daarmee een van oorsprong Koreaanse, ongewapende, vechtsport wordt bedoeld.

Hoe belangrijk is het om te winnen? ‘We gaan voor goud,’ horen we herhaaldelijk. [Met minder ben ik niet tevreden, zei Marianne Vos]. De monetaire waarde van de gouden medaille is echter beperkt, want de gouden plakken bevatten maar 6 gram goud—de rest is zilver.  Het gaat duidelijk om de persoonlijke en om de nationale eer. En natuurlijk is dat een factor die telt. Ik kan gemakkelijk zeggen dat dit voor mij niet zou tellen, aangezien de kans dat ik ooit voor zo’n medaille in aanmerking kom ergens in de orde van 1 op 7 miljard is.

Maar toch . . . Is het ergens aan mee mogen doen in feite niet belangrijker dan de eerste te worden? Want is het zo erg als een ander ietsje beter is dan jij bent? Of je eerste wordt hangt trouwens toch niet alleen of van of je echt de beste ergens in bent. Je kunt ook gewoon een keer pech hebben. Of je kunt een keer niet fit zijn, of uit je concentratie geraken. Gaat het er niet om dat je je goed voorbereidt en dat je gewoon doet wat je kunt? Dat geldt, lijkt mij, voor al die tienduizend sporters in Londen. En dat geldt de komende week ook weer voor ons allemaal.

Het leven is voor velen van ons een grote, constante competitie waarin we de beste moeten zijn. Kunnen we niet in de allereerste plaats blij zijn dat we de kans hebben om mee te doen? En zullen we dan maar gewoon onze uiterste best doen? En gewoon accepteren dat we soms onze dag niet hebben of dat een ander gewoon beter is? Steeds maar uitsluitend ‘voor goud gaan’ leidt meestal tot teleurstelling.