Yearly Archives: 2020

Dr. Phil en eenzaamheid

Gisteren zag ik toevallig het grootste deel van een uitzending van Dr. Phil op RTL-5. Dit is niet een kanaal waar ik vaak naar kijk. En Dr. Phil’s show staat ook bepaald niet bovenaan mijn lijst van “favorites.” Een aantal jaren geleden kregen mijn vrouw en ik een rondleiding door de Paramount studio’s in Los Angeles en zagen we onder andere de studio waar het programma van dr. Phil wordt opgenomen. Het is een heel populair programma waarvan sinds 2002 al zo’n 2700 afleveringen zijn geweest. Dr. Phil McGraw (zoals zijn volle naam luidt) werd beroemd vanaf het moment dat hij regelmatig een onderdeel verzorgde in de show van Opra Winfrey. Hij kreeg daarna zijn eigen programma, waarin relationele en leefstijl-problemen centraal staan. Ik blijf er verbaasd over dat mensen bereid zijn om voor de camera, ten aanhore van tientallen miljoenen mensen, hun intiemste problemen door dr. Phil te laten analyseren.

Gisteren zagen we een aflevering waarin een (Amerikaanse) vrouw van (schat ik) ruim 60 de hoofdpersoon was. Zij was, zo begreep ik, weduwe geworden en had vervolgens geprobeerd via een dating-site een vriend te vinden. Zij was op die manier met drie verschillende mannen in aanraking gekomen. Zij genoot van het contact dat zij met deze mannen had gekregen. Zij werd aangesproken met allerlei liefkozende namen, en genoot van de constante verzekeringen dat zij een buitengewoon lieve en bijzondere vrouw is. Maar geen van deze mannen woont in de VS en terwijl deze online “relaties” nu al een paar jaar duren, heeft zij geen van deze mannen ooit in levende lijve ontmoet. Wat deze mannen gemeen hadden was dat zij (naar zij zeiden) van de ene in de andere narigheid rolden en snel hulp nodig hadden om uit hun acute financiële problemen te komen. Hun “schat” in de VS was gevoelig voor dergelijke noodkreten en maakte in totaal in de laatste drie jaar niet minder dan 266.000 dollar over.

Uit het trieste relaas bleek dat het hier niet om een rijke dame gaat. Integendeel. Maar ze had een extra hypotheek op haar huis genomen, kostbaarheden verkocht, leningen aangegaan, enz. Nu, tijdens het programma van dr. Phil kwam ze eindelijk tot het besef dat ze op een geraffineerde wijze was opgelicht. Tijdens het gesprek werd ook duidelijk wat haar zo vatbaar had gemaakt voor de oplichterspraktijken van haar drie vrienden. Dat is in één woord samen te vatten: EENZAAMHEID.

(Dat mensen met bescheiden financiële mogelijkheden het slachtoffer worden van oplichters die op geraffineerde wijze anderen (vaak oudere vrouwen) weten uit te buiten hebben we maar al te vaak ook in de wereld van de religie gezien. Televisiedominees, maar ook leiders van andere zgn. “independent ministries,” zijn er dikwijls meesters in om hun slachtoffers hun laatste beetje spaargeld afhandig te maken.)

Maar, terug naar de mevrouw in het Dr. Phil programma. Eenzaamheid is helaas een geweldig probleem dat veel (vooral, maar niet uitsluitend) oudere mensen wanhopig maakt. De meesten van hen verschijnen niet in praatprogramma’s. Van sommigen vermoeden we het, maar velen houden het zo goed mogelijk verborgen dat ze eenzaam zijn. Tijdens de afgelopen maanden is het voor veel mensen extra zwaar geweest. Nu het sociale leven weer op gang komt, ligt het voor de hand dat we vooral op bezoek willen gaan bij (of bezoek willen ontvangen van familie en vrienden. Maar er zijn helaas te veel mensen die geen familiebezoek kunnen verwachten en geen sociaal netwerk hebben—-kortom mensen die eenzaam zijn. Zouden we niet allemaal kunnen besluiten dat we met regelmaat ook eens iemand opzoeken die niet direct tot onze familie of vriendenkring behoort, maar van wie we weten (of vermoeden) dat hij/zij eenzaam is en zou genieten van een beetje persoonlijke aandacht? Dat moet toch eigenlijk niet te moeilijk zijn . . .

Afscheid van het fundamentalisme – 2.0

Tijdens het academisch jaar 1965/1966 studeerde ik aan Andrews University in Berrien Springs in de Amerikaanse staat Michigan, met het doel een masters graad in theologie te behalen. Dat lukte en na een goed jaar kreeg ik mij MA-diploma met de vermelding cum laude. Ik kijk altijd nog met een heel positieve blik terug op die periode. Het was hard werken, vooral ook om alles financieel rond te krijgen. Dat laatste hing voor een groot deel af van mijn vrouw die een baantje had gevonden in de boekbinderij van de universiteit.

De studie tijdens dat jaar was heel belangrijk voor mijn theologische vorming. Je zou kunnen zeggen dat ik naar Amerika vertrok als een fundamentalist en terugkwam als een liberaal-denkende theoloog-in-wording. Degene die ik in dit kader altijd dankbaar zal blijven is dr. Sakae Kubo, die nu een heel stuk in de negentig is en met wie ik zo af en toe nog mail-contact heb. Door zijn colleges Inleiding tot het Nieuwe Testament kwam ik voor het eerst heel direct in aanraking met allerlei kritische vragen rond het ontstaan van de Bijbel. Toen ik eens op zijn kantoor een gesprek met hem had raadde hij mij aan het boek van James Barr, getiteld Fundamentalism, te lezen. Nog steeds is dit een aanrader voor iedereen die vragen heeft over de inspiratie van de Bijbel. Hoe is de Bijbel ontstaan? Klopt alles wel wat erin staat? Moet je alles letterlijk nemen? Of is er ook een andere manier om met de Schrift om te gaan? Enzovoort. Het lezen van dit boek was voor mij een keerpunt in mijn denken. Het staat nog steeds in mijn bibliotheek en zo af en toe blader ik er nog eens in en denk dan ook terug aan mijn gesprekken met dr. Kubo.

Deze afgelopen week las ik een boek dat ik misschien voortaan zal zien als een vervolg op het boek van James Barr en dat in mijn boekenkast een plaatsje krijgt naast het boek van Barr. Tijdens een Zoom-bijeenkomst van een Amerikaanse sabbatschool werd het boek door iemand geciteerd. Wat ik hoorde wekte mijn aandacht en ik besloot het via Amazon te bestellen. Het boek heet The Human Faces of God, en is geschreven door een zekere Thom Stark (van wie ik overigens nog nooit had gehoord).

Ik moet zeggen dat de inhoud van dit boek stevige kost is, niet zozeer omdat de auteur moeilijke taal gebruikt of ingewikkelde argumenten hanteert, maar omdat hij problemen aansnijdt die de meeste bijbellezers liever vermijden. En dan gaat het niet alleen over tegenstrijdigheden in de bijbelse verslagen, zoals (om maar een voorbeeld te noemen) of het nu David of een zekere Elhanan was die Goliath een kopje kleiner maakte. Nee, dan gaat het vooral over veel indringender zaken, bijv. over de teksten die lijken aan te geven dat ook in Israël, met Gods goedvinden, kinderoffers werden gebracht en dat het monotheïsme maar langzaam de plaats van het polytheïsme innam. Voor mij was het meest confronterende deel het hoofdstuk over de inname van het beloofde land, die de auteur beschrijft als regelrechte genocide.

Heel wat andere onderwerpen komen ook aan de orde, maar uiteindelijk gaat het dan om de cruciale vraag: Kan een boek als de Bijbel, waarop zoveel valt aan te merken, als je er kritisch naar kijkt, nog wel waarde hebben voor ons als christenen in deze tijd? Kan het nog steeds gezaghebbend zijn? Ja, zegt Thom Stark. De Bijbel hoeft niet volmaakt te zijn om grote waarde voor ons te hebben. Hij vergelijkt het met het gezag dat we als ouders hebben over onze kinderen. Dat gezag veronderstelt ook niet dat we nooit fouten maken. De Bijbel blijft voor de schrijver van dit boek een uiterst belangrijke bron voor ons geloofsleven. Hij is ervan overtuigd dat we nog steeds Gods stem kunnen horen in de Bijbel, ook al staan er veel dingen in waarmee we niet goed uit de voeten kunnen.

Op een van de laatste bladzijden van het boek werd ik getroffen door een paar regels die ik extra heb onderstreept. Het zal me geruime tijd stof tot nadenken geven.
God is niet beperkt tot de pagina’s van een boek. God heeft de macht om tot ons te spreken, en kiest er voortdurend voor om tot ons te spreken, maar alleen in de mate waarin we bereid zijn om te luisteren. Luisteren naar God betekent bereid zijn om te luisteren naar de totale Ander – naar de vreemdeling, naar de vijand, naar de ketter, naar de fundamentalist. Als God kan spreken tot Bileam door een ezel, kan God ook spreken tot een Baptist [en een Adventist; RB] door een atheïst. De sleutel is te weten hoe te luisteren naar Gods stem, en dat vergt oefening, en dat vergt gemeenschap (blz. 237)

Het mondkapje en de stropdas

Sinds het coronavirus de maatschappij grotendeels ontwrichtte heb ik geen gebruik gemaakt van de trein. Ik heb het gemist, want ik reis graag met de trein. Daarbij permitteer ik me een zekere luxe, want zo lang ik me kan heugen kies ik voor de eerste klas. Dat geeft rust en ruimte en maakt het gemakkelijker van een goed boek te genieten. Als senior kan ik reizen met een reductiekaart, die me bovendien het genot geeft van een zestal gratis treinreizen per jaar binnen de Nederlandse grenzen. Het is nu weer toegestaan om ook voor niet-noodzakelijke reizen de trein te nemen. En, zo liet een e-mail van de Nederlandse Spoorwegen mij een paar dagen geleden weten, er ligt weer een gratis reis voor me klaar. Het is een kwestie van een paar simpele handelingen aan de automaat bij de ingang van het station en ik kan gratis op de trein stappen—naar Maastricht of Groningen, of waar dan ook, en natuurlijke ook weer gratis terug!

Maar . . . als ik de komende week van mijn gratis treinreis ga profiteren moet ik wel een mondkapje dragen. Hoewel nog steeds niet wetenschappelijk vaststaat of mondkapjes enig nut hebben om het verspreiden van het vermaledijde virus tegen te gaan, heeft de Nederlandse overheid het dragen ervan in het openbaar vervoer verplicht gesteld. Ik zal er dus aan moeten geloven. We hebben trouwens al enkele weken een voorraadje mondkapjes in huis en gisteren heeft mijn vrouw opnieuw een doosje met 50 stuks uit de supermarkt meegenomen. Want je weet ten slotte niet of er in ons dorp op een gegeven moment een brandhaardje ontdekt wordt en we een mondkapje moeten dragen bij ons supermarktbezoek.

Intussen is het volgens diverse deskundigen wel de vraag of het verplicht stellen van mondkapjes helemaal legaal is. Ruim een jaar geleden werd in Nederland het dragen van de nikab in het openbaar vervoer, en in scholen en overheidsinstellingen verboden. Het belangrijkste argument was vooral de veiligheid: je moet iemand kunnen aankijken en snel kunnen herkennen! De nieuwe wet gold ook voor integraalhelmen en bivakmutsen, maar trof vooral de moslima’s die een nikab willen dragen (wat ook de bedoeling was van de initiatiefnemers). Er doemt echter een probleem op: Volgens een flink aantal juristen gaat de overheid met het verplicht stellen van het dragen van mondkapjes in tegen de wet die zij een jaar geleden invoerde. Want nu moten we immers allemaal een flink deel van ons aangezicht bedekken! Ongetwijfeld zullen er de nodige juridische schermutselingen volgen.

Hier en daar hoor je inmiddels ook de vraag of het mondkapje wellicht zo ingeburgerd zal raken dat het een vast deel wordt van het gangbare modebeeld. Modeontwerpers zijn al druk bezig om van het mondkapje een “fashion statement” te maken. En laten we wel wezen, mode verandert en bepaalde kledingstukken komen en verdwijnen weer. Zowel de bh als de stropdas raakten pas vanaf het einde van de negentiende eeuw in onze westerse wereld algemeen ingeburgerd. In elk geval is inmiddels de stropdas duidelijk op zijn retour. Het is nog niet zo bar lang geleden dat ik nergens wilde verschijnen zonder stropdas. Nu hangen er zo’n vijftig stropdassen doelloos in de kast. Eigenlijk draag ik een stropdas alleen nog maar als ik ga preken en bij begrafenissen.

Zal de stropdas over niet al te lange tijd definitief verdwijnen en is het mondkapje een blijvend verschijnsel? Wie weet?! Je kunt er trouwens op wachten dat inventieve lieden dit nieuwe kledingstuk als evangelisatiemiddel zullen inzetten—als drager van een religieus symbool of van een vrome slogan. Ter geruststelling: de exemplaren die wij in de kast hebben zijn volstrekt neutraal.

150 jaar pauselijke onfeilbaarheid

Het was vorige week precies 150 jaar geleden dat de paus onfeilbaar werd verklaard. Dat gebeurde tijdens het Eerste Vaticaanse Concilie, toen Pius IX paus was. Op maandag 18 juli 1870 stemden de concilievaders over dit nieuwe dogma en steunden zij met 433 stemmen voor en twee tegen het voorstel om het gezag van de heilige vader verder te versterken. Tijdens de stemming brak een ongekend hevige onweersbui los boven het Vaticaan. Sommige geschiedschrijvers zagen het als een teken van goddelijke verontwaardiging, maar anderen vergeleken het met de verschijnselen die gepaard gingen met Gods openbaring op de Sinai.

De onfeilbaarheidsverklaring was geen plotselinge opwelling van de kerkleiders die in Rome bij elkaar waren. Het was de uitkomst van een felle strijd die lange tijd had gewoed tussen degenen die “Rome” meer macht wilden geven en anderen die Rome’s invloed juist wilden verminderen. In 1870 wonnen de zgn. ultramontanisten (letterlijk: “over de bergen”).
Dat de paus onfeilbaar werd verklaard hield niet in dat men voortaan geloofde dat de paus in alles wat hij doet en zegt het bij het recht eind heeft. De onfeilbaarheid gold alleen officiële pauselijke uitspraken op het gebied van de kerkelijke leer en moraal. In feite heeft de paus daar in de afgelopen 150 jaar maar heel zelden gebruik van gemaakt.

Nu, na 150 jaar, is de discussie binnen de Rooms-Katholieke Kerk over het gezag van de paus nog steeds niet verstomd. Nog steeds zijn er groepen in de kerk die vinden dat de rol van de paus meer benadrukt moet worden en veel anderen die dat juist niet willen en het idee van onfeilbaarheid als een antieke relikwie beschouwen. De pausen van de afgelopen periode hebben op verschillende manieren het pontificale triomfalisme getemperd. In het Nederlands Dagblad van 18 juli vatte Hendro Munsterman het als volgt samen: “Paus Paulus VI schafte in 1964 de pauselijke tiara af en verkocht die om de opbrengst aan de armen te geven. Johannes Paulus II was in 1978 de eerste paus die niet ‘gekroond’ werd en die ook niet meer op de sedia gestatoria door de Sint-Pieter werd gedragen, maar zelf liep. Paus Benedictus XVI liet de tiara ook uit het pauselijk wapen schrappen en verving die door een eenvoudige mijter. Het pontificaat van Franciscus gaat bovendien stevig door op deze al ingeslagen weg.”

Zevendedags Adventisten hebben zich steeds heel kritisch over het katholicisme uitgelaten, en vooral over de rol van de paus. Daarbij was, en is, er vaak weinig oog voor het feit dat er in de loop van de tijd heel veel veranderd is en dat het huidige katholicisme—ook al heb ik daar als Protestant nog steeds veel op aan te merken—niet gelijk staat aan de middeleeuwse kerk. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de katholieke kerk niet overal ter wereld hetzelfde gezicht heeft. En wie weet welke ontwikkelingen zich in de toekomst zullen voordoen? Ik denk dat het onjuist is om er bij voorbaat van uit te gaan dat toekomstige ontwikkelingen negatief zullen zijn, zoals veel van mijn geloofsgenoten denken.

Maar laten we niet alleen beschuldigend wijzen in de richting van andere geloofsgemeenschappen. In de 28 Fundamentele Geloofspunten van de Adventkerk vind je geen onfeilbaarheidsdogma. Maar in de praktijk heeft de stem van een wereldcongres wel een dergelijk stempel gekregen. De discussie rond de gelijkstelling van “de vrouw in het ambt” heeft dat aangetoond. En voor velen zijn de uitspraken van Ellen G. White onfeilbaar, of benaderen zij die status. Het valt ook niet te ontkennen dat de kerk geleidelijk aan in veel opzichten hiërarchischer is geworden en dat de “president” van de kerk steeds invloedrijker is geworden, en in sommige opzichten meer invloed heeft dan de paus heeft in zijn kerk. Dat is een tendens die door velen is opgemerkt en vooral door George Knight, een veel-auteur en historicus, de laatste jaren steeds meer wordt benadrukt (en met feiten wordt gestaafd). Hopelijk zal in die ontwikkeling in de Adventkerk een kentering komen, want de basisgedachte van de kerk waarin alle gelovigen samen het “priesterambt” bekleden en voor Christus dezelfde status hebben is behoorlijk in het gedrang gekomen. En dat is een kwalijke zaak.

Kan de kerk overheidssubsidie accepteren?

De regeling van de relatie tussen kerk en staat verschilt aanzienlijk van land tot land. In sommige landen heeft de staat nog een behoorlijke invloed in de kerk, en ook andersom, terwijl er in andere landen een scherpe scheiding is tussen het kerkelijk en het wereldlijk gezag. In Nederland had ooit de Nederlands Hervormde Kerk een bevoorrechte positie, maar nu zijn alle religies gelijk voor de wet en is er een strikte scheiding tussen kerken en overheid. In de Verenigde Staten ligt het wat ingewikkelder. Hoewel Amerikanen er gewoonlijk prat op gaan dat er in hun land een absolute scheiding is tussen kerk en staat, heb ik mij vaak verwonderd over tal van zaken die je tegenkomt als je de VS een beetje leert kennen. Toen ik voor het eerst een Amerikaanse kerk bezocht, vroeg ik mij af waarom er een nationale vlag op het podium stond. Ik vond (en vind) het vreemd dat de Senaat een “chaplain” heeft (ook al is die toevallig zevende-dags adventist) en dat de president een belangrijke toespraak steevast eindigt met “God bless America.” Sinds jaar en dag organiseren de president en andere belangrijke leiders van tijd tot tijd een “prayer breakfast.” Dat de huidige president meer dan gezonde banden heeft met sommige conservatief-evangelicale leiders is genoegzaam bekend.

Zevende-dags Adventisten hebben altijd het belang van een strikte scheiding tussen kerk en staat benadrukt. Aanvankelijk betekende dat in sommige landen zelfs dat men de leden aanraadde om niet te gaan stemmen bij verkiezingen en dat men zeker niet actief kon zijn in de politiek. Dat standpunt is inmiddels vrijwel overal in de wereld verlaten en tegenwoordig wordt de leden aangeraden om aan verkiezingen deel te nemen, en ook oogst actief zijn in de politiek nu eerder lof dan kritiek. In diverse landen in het Zuiden zijn er adventistische regeringsleiders, ministers of hooggeplaatste ambtenaren. In de VS deed bij de laattes verkiezingen Ben Carson, een adventist, een gooi naar het presidentschap. Hij is nu een minister in het kabinet van Trump. Tot voor kort werd in Nederland een politieke partij aangevoerd door een lid van de Adventkerk.

Maar geld aannemen van de overheid bleef steeds een heikele zaak. In Europa had de Adventkerk daar over het algemeen minder moeite mee dan in de VS. Als andere geloofsrichtingen bepaalde faciliteiten kregen dan konden ook adventisten daar gebruik van maken, zo dacht men. Dat gold met name voor de financiering van onderwijsinstellingen. Maar in de Verenigde Staten bleef dat anders. Het internationale ADRA-kantoor in de VS had er geen probleem mee om overheidsgelden voor ontwikkelingssamenwerking aan te vragen, maar bij scholen lag dat altijd veel gevoeliger, en “de kerk” wilde beslist geen overheidsgeld voor haar kerkelijke activiteiten. Helemaal consequent was dat standpunt overigens niet, want de kerk heeft geen bezwaar tegen het voordeel van belastingvrijstelling en maakt graag gebruik van een regeling die aan ingezegende predikanten een aanzienlijk belastingvoordeel geeft ten aanzien van hun woning. [Dat is een punt dat op de achtergrond ook wel meespeelt bij de strijd om de inzegening van vrouwelijke predikanten!).

De Corona-crisis heef heel veel dingen veranderd. In een flink aantal landen heeft de regering behoorlijk in de buidel gegrepen om ervoor te zorgen dat in deze crisistijd zoveel mogelijk bedrijven en bedrijfjes overeind blijven en ook allerlei maatschappelijke organisaties—inclusief kerken—hun personeel kunnen blijven betalen. In sommige landen heeft de Adventkerk besloten daar dankbaar gebruik van te maken. De Britse Unie, bijvoorbeeld, heeft een deel van haar predikten gedurende een aantal maanden op “furlough” gestuurd, waarbij de Britse staat een flinke salaris-subsidie verschaft. Ook Newbold College maakte van deze overheidssteun gebruik. En in België heeft de kerk eveneens een dergelijke regeling eveneens benut.

De Amerikaanse overheid kwam met een groot financieel steunpakket om bedrijven en organisaties te helpen overleven. Die steun was ook beschikbaar voor kerken en religieuze instellingen. De vraag was nu of de Adventkerk in de VS deze hulp zou aanvragen. De leiding van de kerk in Noord-Amerika (de Noord-Amerikaanse Divisie) besloot alle adventistische kerkelijke organisaties te adviseren dit niet te doen en vast te houden aan het traditionele standpunt dat geld aannemen van de overheid een ernstige inbreuk zou zijn op het principe van de scheiding van kerk en staat. Maar wat gebeurde? De kerkelijke inkomsten daalden aanzienlijk. Er moest op veel plaatsen worden bezuinigd. Hier en daar werd in het personeelsbestand gesneden. De hulp die van overheidszijde werd aangeboden was nu wel heel aantrekkelijk. En dus besloten heel wat conferenties en kerkelijke instellingen de overheidssubsidie toch maar aan te vragen. Dank zij berichtgeving in de onafhankelijke adventistische pers (Spectrum en Adventist Today) weten we nu dat tenminste 55 adventistische organisaties deze subsidie hebben aangevraagd en ontvangen en dat het in totaal om een bedrag van mogelijk zo’n 120 miljoen dollar gaat. Tot op heden heeft de General Conferentie zich van commentaar onthouden.

Ik heb er geen enkele moeite mee dat de kerk in deze uitzonderlijk tijd hulp accepteert. Maar het verbaast me wel hoe gemakkelijk een principe kan worden losgelaten als de nood dringt. Onwillekeurig vraag ik me af of het gemakkelijker is om een principe op te geven als er geld in het spel is, dan wanneer het om andere zaken gaat die ook best eens ter discussie mogen worden gesteld! Maar, om het positief te bezien, een verandering in de kerk blijkt dus mogelijk!