Yearly Archives: 2020

Staan we op de drempel van een nieuwe tijd?

Terugkijkend zien we hoe de geschiedenis door verschillende periodes is gegaan. De oudheid heeft plaatsgemaakt voor de middeleeuwen. Daarna kwam het tijdperk van de moderniteit, en vanaf de jaren zestig gleden we geleidelijk aan het tijdperk van de postmoderniteit binnen. Er zijn geen keurige scheidslijnen tussen die periodes. Terwijl we meestal zeggen dat de middeleeuwen in 1500 eindigden, zou het onzin zijn om te zeggen dat de middeleeuwse periode eindigde op 31 december 1499 en dat de wereld “modern” werd toen de zon opkwam op 1 januari 1500. Het is net zo moeilijk om een punt aan te geven waarop de meeste mensen in de westerse wereld postmodern werden. In feite zijn de meeste mensen van mijn generatie van 70-plus nog steeds deels modern en deels postmodern.

De grote vraag is: wat komt hierna? Sommigen zeggen dat het postmodernisme al iets van het verleden is. Ze zeggen dat we nu in het tijdperk van het post-postmodernisme zijn beland, of ze gebruiken een andere term om te benadrukken dat de postmoderniteit verdwenen is. Het lijkt mij dat dergelijke uitspraken in het beste geval voorbarig zijn. De wereld blijft ongetwijfeld veranderen. Onze cultuur blijft veranderen. Als mensen worden we beïnvloed door wat er om ons heen gebeurt en door de ideeën die circuleren. En dus veranderen we bijna onmerkbaar, maar die ontwikkeling valt niet te ontkennen. Het postmodernisme is weliswaar aan het veranderen, maar ik geloof dat de belangrijkste kenmerken van het postmodernisme nog steeds voor een groot deel bij ons zijn. Om er maar een paar te noemen: het verdwijnen van “de grote verhalen”, het verdwijnen van het geloof in de Vooruitgang, de vervanging van de Absolute Waarheid door onze individuele waarheden, en de grootschalige verwerping van de georganiseerde religie.

Dus, als ik gelijk heb, zitten we nog steeds in de tijd van het postmodernisme. Maar wat komt hierna? Steeds meer mensen lijken het gevoel te hebben dat we op de drempel staan van iets nieuws, iets anders, iets dat ons bang maakt. Maar kan het zijn dat het postmodernisme zo kortstondig is? De middeleeuwse periode heeft duizend jaar geduurd en de moderniteit heeft een aantal eeuwen geheerst. Het lijkt er echter op dat veel dingen in onze wereld in een stroomversnelling komen. En ik heb het niet alleen over de Wet van Moore, gebaseerd op een observatie van de Gordon Moore in 1965, dat het aantal transistors op een microchip ongeveer elke twee jaar verdubbelt. Ik zou ook kunnen verwijzen naar het feit dat de huidige generaties elkaar steeds sneller opvolgen. Na de babyboomers kwam Gen-X, maar die werden al snel gevolgd door Gen-Y en nu door Gen-Z. (Dus, hoe zal de volgende generatie worden genoemd?).

Is het misschien de huidige Covid-19-crisis die het gevoel van grote aantallen mensen versterkt dat we ons in de overgang naar een nieuwe tijdsperiode bevinden? Het lijkt erop dat we in een periode van ongekende onzekerheid zijn beland, waarin het leven van honderden miljoenen mensen bijna van de ene op de andere dag op zijn kop kan worden gezet. Waar we ons ook bevinden, we worden geconfronteerd met een verstikkende polarisatie—in ons eigen land, internationaal, in de kerk. Het was nooit zo gemakkelijk als vandaag de dag om te communiceren, maar veel van de communicatie die we ontvangen is verdacht geworden als nepnieuws. Hoe valt het te verklaren dat, waar onze wereld een “global village” is geworden en onze steden een etnische mix zijn geworden als nooit tevoren, racisme, etnocentrisme en cultuuroorlogen onze samenlevingen blijven teisteren zonder enig teken van verbetering? Wat voor soort periode gaan we binnen? Zal de Covid-19 pandemie een blijvende invloed hebben op hoe wij werken, reizen, ons sociale leven regelen en ons geloof beleven? In het verleden heeft elk tijdperk zijn denkers gehad die voor onderliggende filosofieën zorgden. Zij boden het fundament waarop mensen konden bouwen. Maar waar zijn nu die intellectuele gidsen die richting kunnen geven?

Ik stel deze vragen als christen. Heeft het christendom, zoals wij dat kennen, grotelijks gefaald om onze wereld in het spoor van fatsoen, solidariteit en hoop te houden? Als mensen als Donald Trump zich kunnen presenteren als “wedergeboren christenen,” dan is er iets vreselijk mis. Maar als het ooit nodig was dat de boodschap van Jezus Christus onze wereld doordringt, als een zuurdesem van genade, dan is dat nu! Laten we hopen en bidden dat de kerk door de Geest wordt geactiveerd om een kracht ten goede te zijn als we nu een nieuw tijdperk binnengaan, maar, boven alles, dat we als individuele christenen echt het soort leven leiden dat Jezus Christus voor ons heeft voorgeleefd. Misschien klinkt dat als een tamelijk naïeve suggestie. Maar ik zie geen andere optie.

Nederland en excuses voor de slavernij

Koning Filip van België schreef deze week een brief aan de Congolese president Tshisekedi, waarin hij zijn “diepste spijt” betuigde over de enorme misstanden tijdens de Belgische koloniale periode. Vooral tijdens zijn voorvader Leopold II, die Congo beschouwde als zijn persoonlijk wingewest, was schuldig een waar schrikbewind met onnoemelijk veel gruweldaden. Maar ook daarna was België niet bepaald een goede kolonisator—voor zover er ooit goede kolonisatoren zijn geweest! Deze week was het zestig jaar geleden dat Congo onafhankelijk werd. Wie een fascinerend, maar tegelijkertijd in- en in-tragisch, boek wil lezen over hoe het land ervoor stond toen het, nu zestig jaar geleden, op eigen benen moest gaan staan en hoe die toestand haast onvermijdelijk leidde tot tientallen jaren van interne strijd en chaos, raad ik het meesterwerk aan van de Belgische journalist David Reybrouck: Congo: Een Geschiedenis (De Bezige Bij, 2010). Reybrouck ontving hiervoor in Nederland de Libris Geschiedenis Prijs. Het boek verscheen in een aantal talen, waaronder het Engels (Congo: The Epic History of a People; 2015). De spijtbetuiging van de Belgische koning zal niet zonder gevolgen blijven, want ongetwijfeld zal de roep om financiële compensatie nu steeds sterker worden.

In deze zelfde week werd ook Nederland op een indringende wijze met haar verleden geconfronteerd. Daarbij viel vooral de nadruk op een aspect van de Nederlandse koloniale periode dat een blijvende smet heeft geworpen op onze nationale geschiedenis: het Nederlandse aandeel in de slavenhandel en het instituut van de slavernij in de vroegere Nederlandse koloniën, met name in Suriname. Op 1 juli wordt nu elk jaar bij het Monument van de Slavernij in het Oosterpark in Amsterdam het KetiKoti festival gehouden, een Surinaamse feestdag waarop de afschaffing van de slavernij op i juli 1863 wordt herdacht. Maar in feite waren de ongeveer 34.000 slaven in Suriname pas tien jaar later echt vrij, want gedurende die periode moesten de voormalige slaven nog bij hun oude meesters blijven werken onder doorgaans treurige omstandigheden.

In het Nederlandse parlement vond op 1 juli een belangrijk debat plaats over systemisch racisme. De dood van George Floyd en de daarop volgende golf van Black Lives Matter demonstraties was de directe aanleiding. Maar het was niet toevallig dat 1 juli, de dag van KetiKoti, was gekozen om over de “pandemie” van het racisme te debatteren. Tijdens het debat kwam dan ook het slavernijverleden van Nederland uitgebreid aan de orde. Algemeen was het besef dat het Nederlandse aandeel in de transatlantische slavenhandel en de slavernij in de Nederlandse koloniën niet mag worden verdoezeld en dat ook de nieuwe generaties Nederlanders daarover de waarheid moeten horen. Enkele partijen deden het voorstel om in 2023—honderdvijftig jaar na het feitelijke einde van de slavernij in Suriname—een jaar lang op allerlei manieren aandacht te schenken aan het Nederlandse slavernijverleden. Ook was er een voorstel om nu eindelijk officiële excuses aan te bieden aan Suriname vanwege het onrecht dat zoveel Surinamers werd aangedaan en dat nog steeds door een groot aantal afstammelingen van deze slaven intens wordt gevoeld.

De minister-president gaf aan dat hij het onverstandig vindt om nu tot officiële excuses over te gaan. Hij had daarvoor een aantal zinnige argumenten. Namens wie zou hij die excuses moeten aanbieden? We praten hier immers over een ver verleden, en tot hoever moet je teruggaan in de geschiedenis met het aanbieden van excuses? Bovendien was er destijds een heel ander staatsbestel en wat toen gebeurde kan moeilijk het huidige Nederlandse bestel worden aangerekend. Op de achtergrond speelt ongetwijfeld ook de overweging dat aan het aanbieden van excuses wel eens een heel pittig prijskaartje zou kunnen hangen.

Bij het eerlijk onder ogen zien van wat verkeerd was in onze vaderlandse geschiedenis zijn het langdurig bestaan van het instituut van de slavernij in Suriname en het forse aandeel dat Nederland had in de internationale slavenhandel belangrijke punten. We mogen deze zwarte bladzijden niet simpelweg uit de geschiedenisboeken scheuren. Maar wanneer we erbij stilstaan moeten we ook beseffen dat de schande van de slavernij-problematiek niet helemaal op het Nederlandse conto kan worden geschreven. De Afrikaanse handlangers die mannen en vrouwen uit de binnenlanden ronselden en naar de havens brachten, vanwaar de slaven werden verscheept, zijn ook niet vrij te pleiten. En merkwaardig genoeg kwam het in een aantal landen (bijv. Curaçao) ook voor dat voormalige slaven na hun vrijlating zelf slaven gingen houden.Toen ik onlangs een boek las over de transporten van slaven naar de Nieuwe Wereld, werd het me duidelijk dat de zeelieden er tijdens de overtocht over de oceaan soms nog beroerder aan toe waren dan de slaven. Een matroos die de tocht niet overleefde, hoefde niet betaald te worden en dat betekende winst. Maar een slaaf die tijdens de reis bezweek kon niet worden verkocht en dat was verlies! En het mag toch ook wel gezegd worden dat de algemene historische context niet moet worden vergeten en dat er ook gelukkig veel slavenhouders waren die hun slaven heel humaan behandelden. Dat is op geen enkele manier een vergoelijking van de slavernij, maar zoals vrijwel altijd zijn historische gebeurtenissen en processen niet tot een enkele factor terug te brengen.

Moet Nederland excuses aanbieden voor wat onze voorvaders nu meer dan anderhalve eeuw geleden deden? Ik ben daarvan niet overtuigd. Maar we moeten er wel mee bezig blijven en de vlekken in onze geschiedenis niet wegpoetsen. De landen die lange tijd hebben geprofiteerd van hun koloniën (waaronder Nederland) hebben zeker een morele plicht om waar mogelijk deze gebieden ruimhartig te blijven ondersteunen. Aandacht hebben voor het verleden moet ons echter vooral ook inspireren om in het heden op de juiste manier met onze medemensen—ver weg en dichtbij—om te gaan. De strijd tegen endemisch racisme in onze eigen samenleving is daarbij nu een topprioriteit. Van mij mag KetiKoti een nationale feestdag worden (zoals dat nu door sommigen wordt bepleit), zo lang wij niet bij het denken aan het verleden de uitdagingen van het heden vergeten.

God en Covid-19

We hebben de laatste weken heel wat publicaties gezien over de rol van God in de huidige Covid-19 pandemie. Sommigen zeggen dat we God niet de schuld mogen geven, terwijl anderen de Corona-ellende juist wel op het conto van God schrijven. Hun argument is gewoonlijk dat, als God almachtig is, hij ervoor kan zorgen dat rampen zoals de huidige pandemie niet gebeuren. Het feit dat hij zijn macht niet gebruikt om dergelijke vreselijke dingen te voorkomen maakt hem schuldig. En wie wil een God vereren die zoveel bloed aan zijn goddelijke handen heeft?

In de afgelopen weken heb ik intensiever kennis gemaakt met een andere kijk op Gods almacht dan de visie die toonaangevend is in de protestantse theologie. Op verzoek van het onafhankelijke adventistische tijdschrift Spectrum schreef ik een recensie voor een nieuw boek van Dr. Richard Rice. Ik verwacht dat die recensie een dezer dagen op de website van het tijdschrift zal verschijnen. Rice maakte sinds vele jaren deel uit van de theologische faculteit van de Loma Linda Universiteit in de gelijknamige plaats in Californië. Hij is een van de bekendste en meest creatieve adventistische theologen van deze tijd en heeft ook buiten de Adventkerk grote bekendheid gekregen. De Nederlandse Adventkerk publiceerde twee van zijn boeken, namelijk het dogmatische standaardwerk Het Rijk van God, dat een uitstekend overzicht geeft van de christelijke leer, vanuit een adventistische perspectief, en het boeiende boek over de belangrijkheid van de kerk: Geloven doe je Samen. (Beide boeken zijn te bestellen via het Servicecentrum van de Adventkerk—www.servicecentrum-adventist.nl.

Het nieuwe boek van Richard Rice heet The Future of Open Theism: From Antecedents to Opportunities. In het eerste deel van dit boek geeft Rice een overzicht van enkele voorlopers van de theologische stroming van het zgn. Open Theïsme en legt hij uit wat deze denkwijze behelst en wat er zoal tegenin gebracht is. In het tweede deel van het boek gaat hij in op de impact van het Open Theïsme op een aantal cruciale christelijke dogma’s. Je moet wel een beetje thuis zijn in de theologische terminologie om het boek met vrucht te kunnen lezen. Maar voor wie theologisch geïnteresseerd is en het Engels goed beheerst is het lezen ervan een aan te bevelen avontuur voor de geest.

De verdedigers van het Open Theïsme—van wie Richard Rice een van de belangrijksten is—zeggen dat God niet alwetend is in de onder theologen gebruikelijke betekenis van het woord. God is almachtig maar toch kan hij sommige dingen niet, omdat ze strijdig zijn met de logica. Hij kan geen rond vierkant maken of een vierkante cirkel. En zo is ook Gods alwetendheid beperkt. Deze omvat niet de dingen die hij onmogelijk kan kennen, namelijk hoe onze vrije menselijke beslissingen zullen uitvallen. In zijn onuitsprekelijke liefde heeft hij het risico genomen met mensen te scheppen met een vrije wil. En (zo luidt een kernpunt van het Open Theïsme) de wil van een mens is pas echt vrij als het resultaat van zijn beslissing niet al van te voren vaststaat en dus door God wordt geweten. Rice en andere verdedigers van deze zienswijze geloven dat deze benadering het meeste recht doet aan het bijbels beeld dat van God wordt gegeven. God is niet de onveranderlijke God van de klassieke theologie. God kan wel degelijk veranderingen ondergaan in zijn interactie met de mens. Hij is blij als we een goede beslissing nemen, maar is bedroefd als we het verkeerde pad kiezen. Hij kan spijt hebben van bepaalde dingen en kan ook soms zijn plan wijzigen of van mening veranderen. Daardoor kunnen ook dingen die geprofeteerd zijn uiteindelijk anders uitpakken!

Dit is een wel heel beknopte en versimpelde weergave van de insteek van het Open Theïsme. Ik wil er in de komende tijd meer over lezen en wellicht ook rechtstreek met Rice over zijn denkbeelden (en mijn vragen) van gedachten wisselen. Maar uitgaande van deze visie op het wezen en het karakter van God moeten we concluderen dat Gods besluit om de mens een vrije wil te geven helaas tot heel veel verkeerde menselijke keuzes heeft geleid en zoveel in onze wereld in de war heeft geschopt dat daar uiteindelijk ook oorlogen en pandemieën en andere rampen het gevolg van zijn. Dat is de hoge prijs die God heeft betaald toen hij in zijn liefde besloot om geen robotten te maken maar wezens met een vrije wil. Maar hij laat zijn plannen niet volledig in de war schoppen. Zijn oorspronkelijke bedoelingen voor de mens en voor de wereld komen uiteindelijk tot voltooiing. Intussen is God bij alles wat er gebeurt intens betrokken. Hij steunt ons en is dicht bij ons. En als we lijden, lijdt hij intens met ons mee. Ook (en vooral) in tijden van een wereldwijde Cocid-19 pandemie.

De Graanrepubliek

De afgelopen paar dagen waren mijn vrouw en ik in de provincie Groningen. Vanuit ons hotel vlak bij de Martinitoren trokken we de provincie in. Gisteren verkenden wij een streek die voor ons tot dusverre vrijwel onbekend was gebleven: Oldambt in het uiterste Noordoosten van ons land. Tot de belangrijkste plaatsen in dit relatief dunbevolkte en economisch nogal achtergebleven gebied behoren Winschoten, Zuidbroek, Heiligerlee, Scheemda, Beerta en Finsterwolde. Maar voor het grootste deel bestaat deze streek uit uitgestrekte landbouwgrond.

Auteur Frank Westerman werd zo’n twintig jaar geleden door deze streek geïnspireerd voor zijn prachtige boek De Graanrepubliek. Wie deze schrijver nog niet kent heeft bepaald wat gemist. Voor mij was vooral zijn boek De Stikvallei heel bijzonder. In augustus 1986 werd een dorp aan de oever het vulkanische Nyos-meer in Kameroen getroffen door een mysterieuze ramp. Giftige dampen doodden alle 1800 inwoners van het dorp en datzelfde lot trof nagenoeg alle dieren in en rond het dorp. Wij woonden destijds in de Kameroense hoofdstad Yaoundé, op enkele honderden kilometers afstand van het rampgebied, en in de dagen en weken daarna deden de wildste geruchten over de oorzaak van deze calamiteit de rondte. Westerman ging naar het gebied en ging op zoek naar de verhalen die in het gebied circuleerden. Het leidde tot een fascinerend boek

Terwijl we langs smalle weggetjes door het Oldambt-gebied reden, tussen uitgestrekte velden met tarwe en andere graansoorten, moest ik vooral denken aan Westerman’s boek De Graanrepubliek. Hij beschrijft daarin de stormachtige ontwikkelingen in de landbouw in dit gebied gedurende de vorige eeuw en de sociaal-politieke geschiedenis van die tijd. De naam van Sicco Mansholt duikt steeds weer op in het boek. Mansholt komt uit deze streek en hij zou uiteindelijk de befaamde architect worden van het landbouwbeleid van de Europese Unie.

Wat mij vooral trof in De Graanrepubliek was de enorme tegenstelling tussen de rijke herenboeren en belabberde toestand van hun arbeiders. De Groningse klei was veel vruchtbaarder dan de zand- en veengebieden in andere delen van de provincie. De boeren in de kleigebieden verbouwden veel meer graan dan zij voor eigen gebruik nodig hadden en dat leverde veel geld op, vooral in tijden waarin de graanprijzen flink stegen. Dit zorgde ervoor dat er een klasse van rijke herenboeren ontstond die financieel grote voorspoed kenden, terwijl hun arbeiders op geen enkele manier in die voorspoed deelden. Integendeel, zij verdienden nauwelijks voldoende om in leven te kunnen blijven.

Dit zou op zich erg genoeg zijn en is een bedroevend staaltje van onmenselijkheid. Maar wat het allemaal veel erger maakte was dat deze herenboeren over het algemeen zeer vrome lieden waren. Zij zaten vooraan in de kerk, op de voorname plaatsen vlak bij de preekstoel en de ouderlingenbanken. Is het een wonder dat er geleidelijk aan sprake was van grootschalige kerkverlating? De arbeiders wilden niet langer aankijken tegen de hypocriete gezichten van hun uitpersers.

Nergens in Nederland kregen socialisme en communisme zoveel aanhang als in een aantal plaatsen in ‘de graanrepubliek.’ De streek rond Beerta, Finsterwolde en Bad Nieuweschans werd dikwijls aangeduid als ‘de rode driehoek.’ Bij plaatselijke verkiezingen wist de Communistische Partij Nederland aan het einde van de vorige eeuw soms zo’n dertig procent van alle stemmen binnen te halen. In 1982 kreeg de gemeente Beerta zelfs een communistische burgemeester!

Het is niet vėrgezocht om aan te nemen dat de radicale politieke keuze van een groot aantal mensen samenhing met de afkeer die zij hadden gekregen van de manier waarop de gevestigde orde vrome woorden liet horen maar geen vrome daden liet zien. Zij zagen hoe geloofsleer en geloofspraktijk volledig van elkaar gescheiden waren geraakt. Met als triest resultaat dat velen de kerk en het christelijk geloof de rug toekeerden. En laten we wel wezen: zoiets gebeurde niet alleen in Oost-Groningen, maar het blijft zich op heel veel plaatsen en in talloze kringen herhalen: mensen (en vooral jongeren) haken af als ze zien dat geloof zich niet vertaalt in medemenselijkheid en moreel gedrag!

Racisme. Maar hoe staat het met andere vormen van discriminatie?

Nadat twee weken geleden George Floyd in Minneapolis door wreed (blank) politiegeweld werd gedood heeft een golf van protest tegen racisme de wereld overspoeld, niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Europa en elders in de wereld. Wij zagen ook tal van protestbijeenkomsten in ons land, met soms meer dan 10.000 deelnemers.

De gebeurtenissen van de afgelopen twee weken en de onderliggende systemische oorzaken worden gekenmerkt door een enorme complexiteit. In een aantal Amerikaanse steden werden vreedzame protesten gehijackt door hordes relschoppers, die soms als ‘extreem-links’ en soms als ‘ultra-rechts’ werden bestempeld. De rol van de Amerikaanse president was dubieus, om het voorzichtig te zeggen. Hij toonde een betreurenswaardig gebrek aan empathie, wakkerde met zijn woorden de geweldsspiraal aan, en organiseerde een gênante fotosessie, voor een kerk, met een Bijbel in de hand. Het dieptepunt van gebrek aan tact en invoelingsvermogen was zijn opmerking dat George Floyd nu vanuit de hemel met goedkeuring kijkt naar hoe deze “law and order” president de rellen heeft bedwongen door te ‘domineren’ in de straten van de grote steden.

De protesten in de VS en daarbuiten kunnen natuurlijk niet los worden gezien van de geschiedenis waarin de zwarte bevolkingsgroepen op mensonwaardig werden behandeld, en van de misstanden bij de politie. Dwars door dit alles heen lopen nu ook de trieste gevolgen van de Corona-crisis, die een economische chaos veroorzaakt met een explosieve toename van de werkeloosheid, waardoor veel mensen met wanhoop naar de toekomst kijken. En bij dat alles creëert de pandemie een alles doordringende angst: gaat dit ook mij en mijn gezin raken? En komt er een tweede golf van infecties? En hoe lang gaat het duren voordat we weer ‘normaal’ kunnen leven?

De laatste twee weken hebben weer eens benadrukt dat systemisch racisme een gigantisch probleem is—en niet alleen in de Verenigde Staten, hoewel het daar—mede gezien door de geschiedenis van de slavernij, de Burgeroorlog en de situatie daarna—allerlei extra dimensies heeft. Maar daarbij mag niet vergeten worden dat de zwarte Amerikanen niet de enige bevolkingsgroep zijn die op grote schaal worden gediscrimineerd. Mexicanen, Portoricanen, Chinezen, de oorspronkelijke bevolking, en andere groepen worden ook door velen als tweederangs burgers beschouwd—en niet te vergeten ook degenen die uit moslimlanden zijn gekomen.

Ook in Nederland is discriminatie niet beperkt tot degenen die duidelijk ‘zwart’ zijn. Ook Marokkanen, Turken, Polen en andere groepen, die soms al twee of drie generaties geleden naar hier zijn gekomen, en ook mensen die de islam belijden en zich vaak door hun kleding onderscheiden, ondervinden nog steeds op ergerlijker manier de gevolgen van discriminatie.

En hoe is het in de kerk? En dan, met name toegespitst op mijn adventistische geloofsgemeenschap? Kerkelijke leiders hebben zich de afgelopen twee weken (terecht) gehaast om verklaringen te publiceren over de moord op George Floyd en het onrecht dat zwarte mensen wordt aangedaan. Maar daarbij wordt dan in de meeste gevallen niet vermeld dat de raciale tegenstellingen ook binnen de Adventkerk helaas nog lang niet overal zijn verdwenen. En discriminatie houdt niet op bij huidskleur of etnische afkomst. De discriminatie van medemensen (en vaak medegelovigen) met een niet hetero-seksuele geaardheid en van vrouwen is nog steeds een schandelijke (en zondige) ontkenning van de bijbelse grondregel dat alle mensen volstrekt gelijk zijn. Wie alleen over raciale en etnische discriminatie spreekt—hoe ernstig die ook is—en genoegen neemt met andere vormen van discriminatie heeft in feite geen recht van spreken.