Monthly Archives: September 2009

Samenwerken met anderen?

De Wereldraad van Kerken heeft als doel de eenheid onder de christenen te bevorderen. Daarvan is sinds de oprichting in 1948 slechts mondjesmaat wat terechtgekomen. In diverse landen hebben kerkgenootschappen die qua theologie vrij dicht bij elkaar waren besloten voortaan samen te gaan. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) is daar een voorbeeld van. Maar het is ook een voorbeeld van hoe moeizaam zo’n eenwordingsproces meestal verloopt. Nog steeds is daar niet alles koek en ei, en over het land verspreid zijn tientallen lokale gemeenten te vinden die niet met de eenwording zijn meegegaan. Maar toch… We hebben er als christenen 2000 jaar over gedaan om zo verdeeld te worden, dus zullen we nu wel enig geduld moeten hebben als we dat proces willen omdraaien. . .

 

De meeste oecumenische leiders en hun organisaties zijn bescheidener geworden. Zij begrijpen dat één christelijke kerk vooralsnog een niet te bereiken ideaal is en zij hopen vooral dat de oecumenische beweging een platform is waar christenen met elkaar praten, elkaar beter leren begrijpen en ontdekken wat ze samen kunnen doen om de wereld leefbaarder te maken. Daar is alleen maar toe te juichen, lijkt me.

 

De Wereldraad heeft zich vooral geprofileerd door haar engagement met de maatschappij. Dat is haar niet door alle christenen altijd in dank afgenomen. Toen de Raad in de jaren zestig en zeventig heel nadrukkelijk de bevrijdingsbewegingen steunde in Zuid- en Midden-Amerika, kon niet iedereen daarin meegaan. Ook in adventistische kring was daar verzet tegen. Er waren ook praktische problemen: er zijn veel adventisten in de regio’s en die steunden dikwijls de status quo met het argument dat de kerk niet aan politiek moest doen!

 

Ook nu is de Wereldraad volop betrokken bij maatschappelijke problemen. Dat is een van de indrukken waarmee ik gisteren Genève weer verliet. Van een aantal zaken vraag ik me af hoeveel het zal uitmaken of kerkleiders daarover debatteren, zoals de veranderingen die nodig zijn in het toezicht op het internationale bankwezen. Maar er zijn zeker ook een aantal ‘issues’ die ons na aan het hart liggen en waar adventisten van meer steun zouden kunnen bieden dan nu nog het geval is. Een drietal onderwerpen sprongen er wat dat betreft uit. Ten eerste was er de discussie over een dringend verzoek aan regeringen om, waar dat ontbreekt, te zorgen voor goede regelgeving voor mensen die gewetensbezwaren hebben ten aanzien van het hanteren van wapens. Ten tweede werd het besluit genomen om een werkgroep op te richten die na moet gaan wat de kerken verder kunnen doen om vervolging van christenen in een aantal landen (bijvoorbeeld Kazakstan) te doen ophouden. En dan was er, ten derde, een poging om wegen te vinden om druk uit te oefenen op de regering van Pakistan om eindelijk eens op te houden met het misbruik van de oude wetten op de blasfemie, die nog uit de Britse koloniale tijd stammem en nu vooral worden gebruikt als moslims zich tot het christelijk geloof willen bekeren. Dat zijn onderwerpen (en er zijn er meer) die ook ons als adventisten na aan het hart liggen en het zou toe te juichen zijn (lijkt mij) als we dat meer zouden laten blijken.

 

Adventisten hebben tot dusverre besloten zich niet bij oecumenische raden als volledig lidmaat aan te sluiten. De situatie verschilt van land tot land, maar overal zonder meer ‘nee’ zeggen lijkt me onnodig en onwenselijk.  Ik weet dat er een minderheid in de kerk is die er mordicus op tegen is. Ik vermoed dat de meesten van hen vaak heel weinig echte kennis hebben van wat zich tegenwoordig op oecumenisch erf afspeelt. Zij hebben er recht op dat naar hen wordt geluisterd, maar zijn zouden zelf ook eens met wat minder vooroordeel moeten luisteren.

 

Hoe dan ook, er zijn veel terreinen waarop we kunnen samenwerken met anderen. Of zou je moeten zeggen: terreinen waarop we, gezien onze beginselen en tradities, onze verantwoordelijkheid moeten nemen en samen met anderen moeten optrekken. Ik ben daarvan overtuigd en die overtuiging is in de afgelopen week alleen maar versterkt.

En nog een dag

 

Dinsdagavond.  Opnieuw een dag in de wereld van de oecumene. Wie denkt dat de christelijke kerken op het punt staan te versmelten en of elkaar snikkend in de armen vallen en alle theologische geschillen vergeten, moet maar eens een dagje naar Genève komen. Het angstbeeld van veel adventisten van één superkerk waarin de grootste gemene deler alle onderscheid en eeuwenoude twistpunten heeft weggenomen kan nog wel even in de kast worden opgeborgen. De eenheid is nog volop ‘werk in uitvoering.’

 

Maar de verscheidenheid is wel boeiend en op bepaalde momenten ook inspirerend, zoals bij de dagelijkse morgenwijding—voordat de beraadslagingen beginnen. Toen ik in Engeland woonde ging ik nog wel eens naar de verspers in de kathedraal van St. Albans en genoot ik van de hoog-kerkelijke liturgie van Bijbellezingen, koorzang en gebeden. Daar leek het gistermorgen en ook vanmorgen wel wat op, maar dan met vleugjes uit diverse tradities en in diverse talen. Ik was onder de indruk van de ernst en devotie rondom me. 

 

Maar na tientallen jaren oecumenische betrokkenheid blijft er onder de lidkerken de nodige achterdocht en ongenoegen te bespeuren. De beslissing van gisteren om in 2013 de tiende assemblee van de Wereldraad in Korea te houden is vooral bij de Oosters- en Grieks Orthodoxe kerken heel slecht gevallen en de heftige discussies echoden vandaag nog flink na. Waarom was Damascus als mogelijke locatie voor dit grote oecumenische gebeuren afgewezen? Het zou toch een prachtig teken van solidariteit zijn geweest in de richting van de christenen in het Midden-Oosten die best een steuntje van de christelijke wereld kunnen gebruiken! Ja, dat klinkt ook mij wel redelijk in de oren.

 

Maar vandaag speelde vooral ook een andere kwestie die de orthodoxe gemoederen bezig hield. In diverse documenten werd gesuggereerd dat de Wereldraad moet proberen opener te zijn naar de Rooms-Katholieke Kerk, maar vooral ook naar andere christenen. Hoewel niet met name genoemd is het iedereen duidelijk dat met die laatsten vooral pinksterkerken worden bedoeld. En daar moeten de orthodoxen niets van hebben. Dat is een lastige probleem. De Wereldraad doet al jaren alle moeite om de orthodoxe kerken binnen de oecumenische boot te houden, maar hoe lang gaat dat lukken? Het zijn ten slotte merendeels relatief kleine kerken, die soms een onevenredig grote stem in het kapittel willen hebben. En als we het over de pinkstergemeente hebben gaat het wereldwijd om vele honderden miljoenen mensen. Daar kun je niet steeds aan voorbijgaan.

 

In de pauzes waren er ook vandaag allerlei interessante ontmoetingen. Bij de morgenkoffie stond een methodistische bisschop uit Nigeria naast me. Met interesse bekeek hij het naamkaartje op mijn revers. Hij begon over Babcock University, de adventistische universiteit in Nigeria, waar hij niets dan lof over had. Kende ik ook de vorige rector van Babcock, vroeg hij me—een zekere dr. Alalade?  Ja dus, die kende ik tamelijk goed vanuit mijn Afrikaanse periode en ook van latere ontmoetingen. De wereld is dus klein. 

 

De vertegenwoordiger van de Protestantse Kerk Nederland—Marloes Keller—had ik nooit eerder ontmoet. Zij maakte mij attent op een andere landgenoot, ds. Jan Gerd Heetderks. Hem was ik wel eerder tegengekomen. Hij was de eerste voorzitter van de PKN en is nu de man die de communicatie voor de PKN verzorgt en als PKN-woordvoerder optreedt. Hij vertelde me dat hij ooit een gemeenteavond voor de Adventgemeente in Dordrecht had verzorgd! Mijn middagmaal was gratis, dank zij een afspraak met twee adventistische journalisten uit respectievelijk Duitsland en Zwitserland.

 

Nu, na het schrijven van deze weblog en wat e-mail houd ik het, wat ‘werk’ betreft, voor vandaag voor gezien. Nog een uurtje met de nieuwste advocaten-roman van Grisham, ‘The Associate’. Voorwaar, het soort ontspanning waarmee je een dag wilt besluiten!

Een dagje WCC

 

Maandagavond. Met bus 5 terug naar het simpele IBIS-hotel in het centrum van de stad. (De Generale Conferentie gaat ervan uit dat dit soort activiteiten low-budget zijn!)  Na een lange dag van vergaderen met het Centraal Comité van de Wereldraad van Kerken maakt het soort hotelkamer niet zoveel uit. Zo lang je maar een bed, een bureautje en internet hebt. En als er een Starbucks in de omgeving is, is dat een plezierige bonus. Het hotel voldoet aan al deze basale eisen.

 

Het is even wennen om te verkeren tussen al deze ‘broeders en zusters’ (zo staat het boven de documenten) van zo ongelijke pluimage. Een zaal vol bisschoppen en aartsbisschoppen, en hier en daar een metropoliet of patriarch. De leider van de vergadering weet feilloos of de persoon die naar de interruptiemicrofoon loopt moet worden aangesproken als ‘zijne eminentie’ of ‘zijne heiligheid’, of dat het een simpele ‘reverend professor’ of ‘reverend doctor’ is.

 

Ik heb een plaats te midden van de ‘advisors.’ In feite zijn het ‘waarnemers’ (observers), maar die betiteling wordt kennelijk niet meer gebruikt, aangezien de ‘advisors’ tegenwoordig ook het spreekrecht hebben en alleen niet mogen stemmen. De ‘advisors’ vertegenwoordigen kerken of kerkelijke organisaties die geen lid zijn van de Wereldraad. Links van mij zit de ‘professor reverend’ die de Disciples of Christ vertegenwoordigt.  Links voor me de luitenant-kolonel van het Leger des Heils, rechts voor mij een vrouwelijke professor die namens de Wereldbond van de Quakers aanwezig is. Iets verder rechts van mij een bisschop die er is namens de wereldbond van Methodisten.  Enz.

 

De meeste aanwezigen kennen elkaar en als ‘nieuweling’ val ik dus op. Wie ben je? Namens wie zit je hier? Ik blijk mijn visitekaartjes niet voor niets te hebben laten drukken. Adventisten zijn in dit gezelschap niet onbekend. Men weet dat ene dr. John Graz er de laatste jaren was als vertegenwoordiger van de adventisten. Maar meer nog wordt de vraag gesteld: ‘Ken je dr. Beach?’ Ja, die ken ik dus heel goed. Hij heeft tientallen jaren namens onze kerk overal oecumenische bijeenkomsten bijgewoond. Hij is nu inmiddels voor de derde keer met pensioen gegaan, maar ik heb regelmatig contact met hem. Ik zal hem straks een mailtje sturen en hem de groeten doen van een aantal oud-bekenden van hem!

 

Het is hartverwarmend hoe men over adventisten praat. Op weg naar de maaltijd in het restaurant van de Wereldraad kwam ik aan de praat met een gedelegeerde uit Rwanda. Hij bleek precies te weten hoe het tegenwoordig, na de genocide, met de adventisten in Rwanda gaat. Gelukkig was wat hij vertelde positief. Iemand uit Oeganda vertelde mij over zijn adventistische vrienden. Een staflid van de WCC uit Zimbabwe gaf aan dat zijn ‘halve familie’ thuis adventist is. De vertegenwoordiger van ICCO, de Nederlandse christelijke organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking, sprak nog vol lof over ds. Jan Reith.

 

Ik heb me, denk ik, vandaag redelijk van mijn opdrachten gekweten: (1) laten merken dat de Adventkerk ook aanwezig is; (2) contacten leggen die de kerk van nut kunnen zijn. Ja, en natuurlijk heb ik de beraadslagingen gevolgd. Eerlijk gezegd vond ik het nogal bureaucratisch en langdradig. Bij de vergaderingen van ons Generale Conferentiebestuur verloopt het wat flitsender en hebben ook de dagvoorzitters er meer kaas van gegeten hoe je een agendapunt soepel door het proces van discussie naar beslissing loodst. Wel viel het me op hoe soepel men van de ene taal naar de andere overschakelde bij de discussie, en hoe excellent het vertaalsysteem werkte. Daar kunnen wij nog wat van leren, vastgebakken als we meestal zitten aan het Engels.

 

En tenslotte: het menu van het restaurant hier in Genève is aanzienlijk aantrekkelijker dan dat van het cafetaria in het kantoor van de General Conferentie in Silver Springs!