Het terugdraaien van eerdere beslissingen

Deze afgelopen week hield de Belgisch-Luxemburgse Federatie van Adventkerken een tweedaagse studiebijeenkomst in Nederland. Ook Nederlandse predikanten waren uitgenodigd. Ik was blij dat ik er ook bij kon zijn. Sinds ik enkele jaren geleden mijn emeritaat gedurende ongeveer 18 maanden onderbrak om in te vallen als tijdelijke voorzitter van deze conferentie, vind ik het altijd fijn om mijn Belgische collega’s weer eens te ontmoeten. Het thema van deze studiedagen was het onderwerp  “Geweld en Geweldloosheid”. Een aantal van de presentaties gingen over bijbelse aspecten en andere bepaalden ons bij historische ontwikkelingen, terwijl de laatste lezing inging op de vraag hoe we in de kerk met verbaal en niet-verbaal geweld zouden kunnen omgaan. Mij was gevraagd een historisch overzicht te geven van hoe de Adventkerk zich door de jaren heen heeft opgesteld tan aanzien van militaire dienst en met name in te gaan op onze lange traditie om het dragen van wapens te weigeren.

Ik had heel wat uurtjes gestopt in de voorbereiding voor mijn lezing, omdat het een gebied is waarop ik bepaald geen expert ben. Onze kerk werd georganiseerd (in 1863) tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. De kleine kerkgemeenschap van slechts enkele duizenden leden moest beslissen hoe zij met deze situatie moest omgaan. Hoewel het standpunt van de leiders in eerste instantie nogal ambivalent was, kunnen we toch wel stellen dat er vanaf het eerste begin in de Adventbeweging een ruime mate van consensus was dat christenen loyaal moeten zijn ten aanzien van hun overheid maar dat gehoorzaamheid aan goddelijke regels op de eerste plaats komt. Dat betekent dat werk op de sabbat (ook in het leger) vermeden moet worden en dat we ons moeten houden aan het zesde gebod dat ons verbiedt om andere mensen te doden. Op veel plaatsen in de wereld, en vooral in de Verenigde Staten, heeft zich echter een aanzienlijke verschuiving voorgedaan en vandaag de dag is het kiezen voor een militaire loopbaan voor veel jonge adventisten een goede optie. Ik vind het jammer dat op die manier een belangrijk stukje adventistisch erfgoed teloor is gegaan.

Bij de voorbereidingen voor mijn lezing werd ik vooral getroffen door twee interessante feiten die regelrecht verband houden met de huidige problematiek binnen de Adventkerk. In de eerste plaats is er de vraag of beslissingen die tijdens een Generale Conferentie zijn genomen in bepaalde gevallen door het bestuur van de kerk kunnen worden teruggedraaid of terzijde kunnen worden geschoven als men tot de conclusie komt dat die beslissing niet goed was voor de kerk. Tijdens de zittingen van de Generale Conferentie in San Francisco in 1954 werd besloten dat het principe van geen wapens dragen wel zo belangrijk was dat het als een geloofspunt moest worden opgenomen in het Kerkelijk Handboek. Maar dat gebeurde niet. En een paar jaar daarna werd door de bestuurders besloten dat dit ook niet verstandig zou zijn, omdat dit op verschillende plaatsen in de wereld tot grote problemen zou leiden. Hoe interessant! Uit wat destijds gebeurde blijkt dus dat een besluit van een Generale Conferentie in zitting niet altijd onaantastbaar is. Hier hebben we een duidelijk precedent dat een dergelijk besluit later niet werd gehonoreerd. En daarbij is het ook goed om te letten op het gebruikte argument. De gevolgen van het besluit konden bij nader inzien voor sommige regio’s in de wereld dusdanig negatief uitpakken dat het geoorloofd was tegen de wil van de meerderheid  van de afgevaardigden tijdens de Generale Conferentie in te gaan. Zou dit precedent ons misschien kunnen helpen om de beslissing van San Antonio over de inzegening van vrouwelijke predikanten in een ander licht te zien? En zou het misschien het GC bestuur kunnen helpen om gehoor te geven aan het verzoek van de Noord-Amerikaanse Divisie om het “compliance document” dat onlangs tijdens de Najaarsvergadering van de kerk werd aangenomen te herroepen?

In de tweede plaats werd ik bepaald bij het feit dat de verandering in onze houding t.a.v. militaire dienst en t.a.v. het dragen van wapens had plaatsgevonden zonder dat er enige officiële discussie tijdens een Generale Conferentie of Najaarsvergadering aan te pas was gekomen. Het was simpelweg een geleidelijke ontwikkeling. Het gaat er nu even niet om of ik het in dit geval een goede ontwikkeling vind. Waar het om gaat is dat kennelijk de kerk haar standpunten niet altijd vastlegt of heroverweegt door middel van een formeel wereldwijd debat en een stemming tijdens een Generale Conferentie zitting. Sommige dingen maken gewoon een ontwikkelingsproces door—ook al is dat niet overal op dezelfde manier en met dezelfde snelheid. Zou het niet goed zijn als de kerk ook dit proces van het inzegenen van vrouwelijk predikanten gewoon zijn gang zou laten gaan en zou aanvaarden dat dit proces niet overal in de wereld op dezelfde manier en met dezelfde snelheid zou verlopen? Dergelijke ontwikkelingen op andere terreinen hebben zich al vaker voorgedaan zonder dat de wereldwijde eenheid van de kerk daardoor in gevaar is gekomen.

Tijdens de recente Najaarsvergadering van het wereldbestuur van de kerk in Battle Creek was er veel aandacht voor de geschiedenis van onze kerk (soms op een nogal bizarre manier). Maar deze aandacht voor ons verleden was erg selectief. Ik zou er bij de kerkelijke leiders op willen aandringen dat zij ook eens naar het verleden zouden moeten kijken ten einde inspiratie op te doen om wegen te vinden die ons uit het huidige drijfzand  kunnen halen waarin de kerk momenteel steeds dieper dreigt weg te zinken.

 

Hunger

As I returned from a preaching appointment last Sabbath I listened to the radio in my car and happened to hear a lengthy interview with the author of a recently published book about the long-term effects of hunger. Mrs. Tessa Rosenboom was interviewed about the project on which she reported in this book that she co-authored with mr. Ronald van de Knol and was published by Atlas/Contact. The title of their work—translated from the original Dutch—is: Baby’s of the Hunger-winter: the unexpected heritage of malnutrition.

The winter of 1944-1945 in the Netherlands was uncommonly severe. This created enormous hardships during the last phase of World War II, when normal food supplies were dramatically reduced. Especially in the Western part of the country people had to scramble for food and were often reduced to eating tulip bulbs or animal feed. Mrs. Rosenboom and her team embarked on a major, twenty year long, study to investigate whether the circumstances of this dreadful winter had any negative long-term impact on the children that were conceived and born during that period.  It was found that, in particular, pre-natal conditions played an important role. Unborn children of mothers who did not receive enough good nutrition during their pregnancy tended to have many more health problems later in their lives when compared to the population in general. They tended to have more heart- and blood-vessel problems, fell more easily victim to depression and stress and, perhaps surprisingly, also often had a smaller brain. The study involved a few hundred persons whose birth details were still available in the Amsterdam hospital where they were born. (I must count myself lucky that, though I experienced this terrible winter as a small child, I was conceived and born two years earlier!)

In the interview it was stressed that this study is not just important as a historical document, but also is a stern warning that hunger does not only produce temporary physical setbacks but also has very negative long-term results. At this very moment around the world there are great numbers of pregnant women who do not get adequate nutrition and there are millions of small children who are chronically malnourished. Just think of the war-torn country of Yemen, where food supplies remain stuck in the ports and simply do not reach the millions who are in dire need. What does that mean for the future of millions of people and for the future of that country. (I continue to read reports about Yemen with extra interest since I had, now almost twenty years ago, the opportunity to visit there during a ten-day inspection trip of ADRA-projects.)

Now, it could easily be argued that most food shortages and large-scale occurrences of malnutrition in the world are man-made disasters. But even though those of us who live in other parts of the world had no part in causing these catastrophes we are usually asked by various NGO’s for our financial contributions. I expect, before too long, to see a national television campaign on my television screen to address the hunger situation in Yemen. For many it begs the question: Should we always stand ready to help when people become the victim of circumstances that are caused by competing parties within these countries? From time to time we are confronted with an understandable degree of donor fatigue.

And yet, we must accept our responsibility when, for whatever reason, people are hungry. Usually those who cause (and do) the fighting have enough food but innocent citizen, and especially children, are the victims. And, nearer home—even in our prosperous Western societies—people may go hungry and need our help. Whatever else we think and say about the causes of this, Christ made clear that He comes to us in the hungry people of this world and whatever we do to alleviate the plight of hungry people, we actually do to Him.

Ik ben niet goed genoeg, maar God is wel goed genoeg!

De laatste tijd heb ik me nogal beziggehouden met de zgn. Last Generation Theology. Volgens de aanhangers van deze theorie zal er een kleine groep Adventgelovigen zijn die net voor het einde komt de volmaaktheid bereiken. Als deze laatste generatie zich heeft gevormd komt Christus terug. In mijn laatste boek IN ALL HUMILITY: Saying “No” to Last Generation Theology leg ik uit waarom deze visie niet alleen onjuist maar ook gevaarlijk is.

Maar de theorie dat uiteindelijk slechts een kleine minderheid van de mensen—ook van degenen die zeggen dat ze in Christus geloven—behouden zal worden—is een hardnekkige gedachte die veel Adventisten onzeker of zelfs wanhopig maakt. Hoeveel hoop hebben zij in het licht van de uitspraak van Ellen G. White dat slechts 1 op de 20 behouden zal worden. Velen vragen zich af: Behoor ik straks tot die “rest” (zie Openbaring 12:17) die de eindstreep haalt? Ben ik wel goed genoeg om straks het eeuwige leven te ontvangen?

Ik raaks er steeds vaster van overtuigd dat we het evangelie als een “blijde boodschap” moeten presenteren. Er is behoud voor iedereen die gelooft! (Rom. 10:9). God wil niet liever dan dat iedereen uiteindelijk zijn rijk binnengaat (1 Tim. 2:3, 4). Sommigen gaan zo ver dat zij zeggen dat het feit dat onze God liefde is inhoudt dat niemand verloren zal gaan. Die opvatting, die bekend staat als de leer van de “al-verzoening”, is heel aantrekkelijk. Hij past in elk geval veel beter bij een God van liefde dan de gedachte dat er een eeuwig brandend hellevuur zou zijn. Gelukkig hebben adventisten al heel snel na hun ontstaan ingezien dat er geen bijbelse grond is voor het idee dat “goddelozen” eeuwig gepijnigd zullen worden. Maar aan de andere kant is wel duidelijk dat er altijd mensen zijn geweest (en er altijd zullen blijven) die er zelf voor kiezen om het aanbod van eeuwig leven bewust af te wijzen.

De bijbelteksten over een “rest” die behouden wordt moeten ons niet blind maken voor de vele bijbelse uitspraken die ons het blijde nieuws verkondigen dat er in het huis van de Vader “veel kamers” zijn (Joh. 14:2). Binnengaan in Gods koninkrijk vergt een persoonlijke beslissing. De teksten over de “rest” verzekeren ons ervan dat er God-zij-dank altijd mensen zijn geweest (en er altijd zullen zijn) die deze goede keus maken. Ook al lijkt het er soms op dat het geloof overal op zijn retour is, het goede nieuws is dat Gods onderneming geen verloren zaak is. Integendeel. Er is straks uiteindelijk toch sprake van een menigte die niemand tellen kan (Openb. 7:9) en een ontelbare menigte “uit elke stam en volk en taal en natie” (Openb. 5:9) zal Gods nieuwe wereld binnengaan.

Die enorme menigte wordt ook beschreven als de 144.000 (Openb. 7:4-8). Het is een symbolisch etiket voor Gods volk in al zijn volheid. Het is gebaseerd is op eenheden van 12 en van 10. Twaalf is het getal van Gods volk en tien het getal van volledigheid! Met andere woorden: Niemand, maar dan ook niemand, die God tot de zijnen rekent zal ontbreken.

Als ik hieraan denk komen de woorden van een bekend Engels lied bij mij boven: “There is a wideness in God’s mercy like the wideness of the sea.”  (Nederlandse versie: “Er ‘s een weidsheid in Gods goedheid, wijder dan de oceaan.”). Veel adventisten hebben dat helaas nog niet goed begrepen. Ik heb ook aan die geweldige waarheid moeten wennen. Het hangt er niet vanaf of ik wel goed genoeg ben als puntje bij paaltje komt, want God is goed genoeg!

 

Kan de tijd zijn werk doen?

Een paar dagen geleden zei mijn vrouw tegen mij: “Schrijf nou maar weer eens een ‘leuke’ blog, in plaats van steeds maar commentaar te leveren op de kerk.  Dat advies is misschien wel terecht, hoewel zij zelf ook heel nauwgezet bijhoudt wat er zowel in de kerk gebeurt, op lokaal gebied en wereldwijd, en in veel opzichten mijn mening deelt. Ik zal volgende week proberen haar suggestie te volgen. Maar recente gebeurtenissen vragen nu toch wel om enig commentaar.

Ik vraag me wel eens af of mijn geschrijf over de kerk veel zin heeft. Want het probleem is natuurlijk dat ik grotendeels voor eigen parochie preek. Er zijn altijd wel enkele lezers die alleen maar willen weten hoe verschrikkelijk mijn nieuwe blog weer is en daar dan subiet melding van maken op vijandige websites die ik niet bezoek. Af en toe sturen sommigen mij berichtjes om mij te vertellen dat er weer iets lelijks over me is gezegd, maar ik ben al lang geleden opgehouden me daar erg veel zorgen over te maken.  De overgrote meerderheid van mijn trouwe lezers zit ongeveer op dezelfde geestelijke golflengte als ik en deelt mijn zorgen over onze kerk.  En dat leidt dan wel af en toe tot de vraag hoe belangrijk mijn wekelijkse pennenvruchten eigenlijk zijn. Regelmatig wordt me door lezers echter verzekerd dat ze moed putten uit mijn blogs en andere publicaties. Samen met andere soortgelijke stemmen houdt het hen, zeggen zijn, geestelijk op de been. Het doet hen goed te weten dat er anderen zijn die ook zo denken als zij.

Maar, ik moet toegeven dat het soms wel even wat moeite kost om positief te blijven. Toen ik zondagavond  tot na middernacht (Nederlandse tijd) keek naar de live streaming van het debat over maatregelen tegen zgn. rebellerende leiders en unies/conferenties, en uiteindelijk de stemverhouding zag, had ik, meer dan ooit tevoren, moeite nog mijn kerk te herkennen in wat er daar gebeurde. Ik vroeg mij de dag daarna af of ik misschien zelf een van mijn laatste boeken nog maar eens moest lezen: GAAN OF BLIJVEN: een boek voor Adventisten aan de zijlijn. Ik probeer daarin immers mensen die aan de zijlijn van de kerk staan, en het heel moeilijk vinden om bij de kerk te blijven, ervan te overtuigen dat het, ondanks veel negatieve, dingen toch de moeite waard is om niet weg te gaan!

In de afgelopen dagen is wel uit allerlei berichten gebleken dat de zitting van maandag van de Jaarvergadering van de kerk niets heeft opgelost, maar mogelijk de standpunten alleen nog maar verder heeft verhard. Duidelijk is dat er heel wat conferenties en unies zijn die ook in de toekomst hun vrouwelijke predikanten op dezelfde wijze willen behandelen als hun manlijke collega’s. Ik hoop (en die hoop lijkt me gerechtvaardigd) dat hun aantal zal toenemen, ondanks alle pressie en dreigementen van de Generale Conferentie.

Wat mij heel onwenselijk lijkt is dat het protest tegen de maatregelen van de Generale Conferentie de vorm krijgt van het inhouden van fondsen die normaliter worden afgedragen. Machtsmisbruik aan de kant van de kerkelijke top moet m.i. niet beantwoord worden met een ander machtswapen: geld. Loyaliteit jegens de kerkelijke organisatie blijft belangrijk, maar waar men op bepaalde punten over de gewetens van wettig gekozen leiders in conferenties en unies heen walst, mag (en moet) men in die zaken de aanpak van de GC consequent negeren!

Misschien zal de tijd verder zijn werk moeten doen. Veel standpunten en gewoonten zijn in de Adventkerk in de loop der jaren geleidelijk aan veranderd zonder dat er steeds beslissingen op het hoogste niveau werden genomen. (Denk bijvoorbeeld aan de standpunten t.a.v. militaire dienst en het dragen van wapens, die veranderden zonder dat er op een Generale Conferentie zitting of tijdens een najaarsvergadering over werd beslist.) Dat zorgde dan weliswaar voor diversiteit in de kerk, maar zonder dat het de onderliggende fundamentele eenheid in gevaar bracht. Het ware te wensen dat het punt van het inzegenen van vrouwen verder niet meer op agenda’s van de GC voor zal komen, maar dat men zich simpelweg neerlegt bij hoe e.e.a. zich wereldwijd de komende jaren ontwikkelt.  Is dat een vrome wens? Ja, wellicht, maar het lijkt mij de enige optie die de kerk bij elkaar houdt en niet steeds verdeelt in winnaars en verliezers.

Intussen kan ik mij een paar dagen concentreren op iets heel anders. Met mijn vrouw ben ik afgelopen dinsdag naar Californië gevlogen, waar ik het voorrecht heb a.s. zondag een huwelijk van vrienden te voltrekken. Ik verheug me erop weer veel goede bekenden rond Loma Linda te ontmoeten en na enkele heel drukke maanden even een paar dagen te kunnen relaxen.

 

Een weinig overtuigende verdediging

Een paar dagen geleden kwam Adventist News Network (ANN), het officiële nieuwsbureau van de Generale Conferentie van de Adventkerk, met een opmerkelijk bulletin. Het was getiteld “Vragen over de Kerk van de Zevendedags Adventisten en haar leiders.” Uiteraard was het geen toeval dat het bulletin een paar dagen voor het begin van de Najaarsvergaderingen van kerk, waarbij vertegenwoordigers vanuit de gehele wereld betrokken zijn, werd gepubliceerd. Het was echter verrassend te zien dat de hoogste leiders van de kerk het kennelijk nodig vonden zich te verdedigen tegen de stroom van kritiek en beschuldigingen over de manier waarop de kerk wordt geleid. Over een breed front wordt de leiders van de Generale Conferentie verweten dat zij niet erg democratisch te werk gaan en een bureaucratie vormen die van bovenaf allerlei dingen oplegt. Velen beschuldigen de hoogste leiders ervan dat zij hun gezag uitoefenen met “kingly power” en het bestuurlijke systeem van de kerk–dat democratisch heet te zijn en waarbij de eigenlijke macht aan de basis van de kerk ligt bij de leden–verandert in een hiërarchie waarbij beslissingen vanuit de top aan de lagere bestuurlijke regionen worden opgelegd, en waarbij men van alle organisaties en kerkleiders op de diverse niveaus volledige gehoorzaamheid aan de kerkelijke regels eist, met de dreiging van strafmaatregelen.

Op het eerste gezicht zullen velen dit document wellicht tamelijk overtuigend vinden (wat natuurlijk ook de bedoeling is), maar wie wat nauwkeuriger kijkt ziet dat problemen worden gebagatelliseerd en dat een aantal belangrijke kwesties ongenoemd blijven of verkeerd worden voorgesteld, en dat de zorgen die door een reeks van unies en kerkleiders zijn geuit niet serieus worden genomen of, tenminste, niet goed worden begrepen.

Mij viel vooral het gedeelte van dit bulletin op waarin werd ingegaan op hoe de Adventkerk haar leerstellingen definieert. Ik citeer een stukje tekst waarin de vergelijking wordt gemaakt met de manier waarop binnen de Rooms-Katholieke Kerk leerstellingen ontstaan.

Het pausdom is een gecentraliseerd, top-down systeem waarbij het gezag berust bij een onfeilbare paus en zijn kardinalen. Maar in de Adventkerk vloeit gezag in beide richtingen, zowel van beneden naar boven als van boven naar beneden, via vertegenwoordigen—waarbij altijd vrouwen zowel als mannen betrokken zijn, en leken zowel als predikanten.

In de Katholieke Kerk worden leerstellige beslissingen genomen door de paus en een groep van prominente theologen. Daarentegen is binnen de Adventkerk, de lijst van Fundamentele Geloofspunten niets anders dan een samenvatting van wat de leden, op basis van hun eigen studie van de Bijbel, al geloven. En alleen tijdens het wereldcongres van de kerk dat eens in de vijf jaar wordt gehouden kan de grootste en meest representatieve groep leiders en leken wijzigingen aanbrengen in de Fundamentele Geloofspunten, het kerkelijk handboek en bepaalde kerkelijke regels, omdat die documenten voor de gehele kerk gelden. . . .

Deze alinea schildert een beeld dat nogal afwijkt van de werkelijkheid. De beschrijving van het proces binnen de Rooms-Katholieke Kerk ten aanzien van het definiëren van leerstellingen is een karikatuur van hoe het gaat. Om maar één element te noemen: de cruciale rol van concilies wordt niet vermeld. Maar ik stoot me meer aan de beschrijving van hoe in onze geloofsgemeenschap leerstellige uitspraken tot stand komen. Te stellen dat de Fundamentele Geloofspunten slechts een weergave zijn van wat de leden, op basis van hun eigen bijbelstudie, al hadden ontdekt is op geen enkele manier een correcte voorstelling van zaken. Als wij bijvoorbeeld kijken naar de meest recente aanpassingen van onze Fundamentele Geloofspunten in 2015 in San Antonio, moeten we vaststellen dat deze veranderingen bepaald niet voortkwamen uit wat de leden van de kerk al geloofden. Deze veranderingen werden doorgedrukt door de hoogste leiders van de kerk, met nauwelijks enige input van representatieve theologen, behoudens enkele leden van het Biblical Research Instituut dat volledig onder de paraplu van de Generale Conferentie schuilgaat.

Ik weet niet wie de schrijver is van deze recente, defensieve verklaring die door ANN is gepubliceerd. We mogen veilig aannemen dat het een initiatief van de leiding van de GC betreft en dat de tekst onder supervisie van de GC tot stand is gekomen. Natuurlijk heeft elke organisatie het recht zich te verdedigen als zij meent dat er sprake is van unfaire kritiek. Maar als dat gebeurt met uiterste bedenkelijke argumenten doet dit het gevoel van ongemak over hoe de GC opereert alleen maar toenemen in plaats van dat het de zorgen wegneemt van een heel groot aantal leden van over de gehele wereld.