“Behoud het goede”

Toen Ted Wilson twaalf jaar geleden zijn inaugurele preek hield, nadat hij enkele dagen daarvoor als voorzitter van de Generale Conferentie werd gekozen, zat ik met kromme tenen in de Georgia Dome in Atlanta naar hem te luisteren. Het was een oerconservatief betoog waarin hij geen ruimte liet voor meningen die ook maar enigszins afweken van de zijne. De titel van zijn preek was “Go Forward.” Voor velen was het echter het begin van een traject van “going backward.” De preek was een belangrijk moment in het polarisatieproces dat de kerk sindsdien steeds sterker in zijn greep heeft.

Sindsdien hebben Wilsons preken tijdens de vorige GC in 2015 en tijdens de jaarlijkse GC-vergaderingen in de herfst steeds eenzelfde focus gehad: het verleden bewaren en waarschuwen tegen veranderingen. De preek tijdens de laatste Autumn Council in oktober 2021 ging vooral over de leerstellige gevaren die, volgens Wilson de Adventkerk bedreigen. De preek van enkele dagen geleden leek daar erg veel op. Dit keer was er een lijst van 25 punten—een catalogus van de dingen die we moeten vasthouden en niet mogen laten wegslippen. De uitgangstekst was 1 Tessalonicenzen 5:21: “Onderzoek alles, behoud het goede.” Wat volgde was geen zorgvuldige exegese van dit bijbelgedeelte. De tekst werd gebruikt als een kapstok om daar alles aan op te hangen wat we, naar de mening van Wilson, moeten vasthouden. Het was overigens geen verrassing dat Wilson daarbij vaker citeerde uit boeken van Ellen White dan uit de Bijbel.

Sommige kerkleden willen alle traditionele standpunten overboord gooien. Anderen willen niets afschaffen of herzien. Beide extremen zijn betreurenswaardig. Volgens de tekst waarop Wilson zijn preek baseerde is het zaak om het goede te behouden, nadat je eerst alles grondig hebt onderzocht. Er zijn onder de 25 punten die Wilson noemde zeker dingen die we moeten “behouden” omdat ze “goed” zijn. Maar de teneur van de preek is, dat alles wat deel is geworden van onze adventistische traditie, “goed” is. Zevendedags adventisten hebben als enigen de volle waarheid. Zij weten hoe de Bijbel moet worden uitgelegd en hebben een profetes die hen wat dat betreft op koers houdt. En als er al “onderzoek” nodig is, dan is het volgens de methode die van hogerhand is vastgelegd en waaraan iedereen in de kerk zich dient te houden.

Ik heb deze preek niet rechtstreeks beluisterd maar de tekst ervan via het internet gelezen. Ik heb de inhoud ervan niet als een zegen ervaren. Integendeel, het lezen maakte mij gedeprimeerd. Opnieuw heeft de leider van de kerk niet geprobeerd om verzoening tussen de verschillende segmenten van de kerk te bevorderen. Het heeft er eerder alle schijn van dat hij er geen bezwaar tegen heeft om de polarisatie in de kerk te vergroten en de “shaking” die volgens hem gaat komen te bevorderen?

Vindt hij het dan niet erg dat grote aantallen (jongere, maar ook oudere) adventisten afhaken, omdat ze de ruimte willen hebben om de theologie en de praktijk van hun kerk tegen het licht te houden, zodat ze “alles” kunnen onderzoeken en vervolgens “het goede” kunnen behouden? Het doet mij veel pijn dit te zien en het heeft mij de afgelopen dagen behoorlijk dwarsgezeten. Hoe kan ik mijn enthousiasme bewaren voor een geloofsgemeenschap waarin mij steeds strikter wordt voorgeschreven wat ik moet geloven en hoe ik de Bijbel moet lezen, om een “goede” adventist te kunnen zijn? Het is een vraag die ik van vele kanten in de kerk hoor. Mijn antwoord is: Ik zal ook deze tijdelijke depressie weer achter mij laten, in het besef dat veel plaatselijke gemeenten wel de ruimte bieden die van hogerhand wordt geweigerd. Ik blijf hopen op koersveranderingen in de toekomst en blijf mij daar, met het kleine beetje invloed dat ik heb, voor inzetten.

St. Louis, meer van hetzelfde

Vanuit de verte heb ik de zittingen van de Generale Conferentie in St. Louis gevolgd. De opsommingen via Twitter van wat er zoals gebeurde hielpen me vooral om een idee te hebben van wat er op een bepaald moment aan de orde was. Vooral ook de berichtgeving via de onofficiële kanalen, zoals Spectrum en Adventist Today, boden een nuttig perspectief. Ik kan niet zeggen dat ik het gemist heb dat ik niet fysiek in St Louis was. Behalve dan dat ik wel graag vrienden en mensen, die ik tijdens mijn loopbaan in de kerk heb leren kennen, zou zijn tegengekomen.

Ik ben inmiddels weer een beetje bekomen van mijn teleurstelling dat Ted Wilson is herkozen als de voorzitter van ons hoogste bestuursapparaat. Het was geen grote verrassing. En als het voorzitterschap niet naar hem zou zijn gegaan, dan was waarschijnlijk Erton Köhler onze voorzitter geworden. Hij is de onlangs gekozen (en nu herkozen) algemeen secretaris van de Generale Conferentie, die al in de coulissen klaarstaat om het stokje van Wilson over te nemen. De uit Zuid-Amerika afkomstige Köhler is in veel opzichten een kopie van Wilson. Wij kunnen verwachten dat Köhler bij de volgende verkiezingsronde de belangrijkste kandidaat zal zijn voor het leiderschap van de kerk. Maar het zou mij ook niet verbazen als Wilson kort voor het verstrijken van zijn nieuwe termijn een reden vindt om af te treden en dan via een tussentijdse verkiezing Köhler naar voren schuift. Dat is inmiddels een beproefde methode geworden om de continuïteit van een bepaalde visie op de kerk te garanderen.

Wat bij de verkiezing van de honderd-plus functies vooral opvalt is het enorme percentage herverkiezingen van zittende bestuurders (de zgn. incumbents). Is het echt zo moeilijk om nieuwe leiders te vinden, die met hun creativiteit en frisse ideeën de kerk een nieuw elan kunnen geven? Of zien we hier een poging om juist geen vernieuwingen te riskeren en alles zoveel mogelijk hetzelfde te laten? Het viel te verwachten dat de enige vrouw in het presidentiële team (Ella Simmons die met pensioen gaat) door een andere vrouw zou worden vervangen (Audrey Anderson). Overigens blijft het natuurlijk uitermate vreemd dat een vrouw die tot een van de vice-voorzitters van de wereldkerk wordt gekozen geen ingezegende predikant behoeft te zijn, terwijl zij geen voorzitter van een plaatselijke conferentie kan worden, omdat de (opnieuw aangescherpte) regels dat niet toelaten. Wie dat begrijpt moet het mij maar eens uitleggen . . .

Mijn belangstelling ging natuurlijk vooral uit naar de verkiezing van het nieuwe leiderschapsteam in de Trans-Europese Divisie, waartoe ook de kerk in Nederland behoort. Dat er een nieuwe voorzitter kwam verbaasde mij niet. Ik ben wel benieuwd om in de komende weken via de kerkelijke tam-tam van ingewijden te horen welke overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. De keuze van Daniel Duda is gerustellend. Hij is iemand van het theologische midden en ik ken hem als iemand die zijn persoonlijke, vaak progressive, mening niet onder stoelen of banken steekt. Bovendien is hij een inspirerende spreker. Maar of het verstandig is om alle drie topbestuurders van de divisie uit de voormalige landen van Oost- en Centraal Europa te halen is voor mij een vraag. Hoewel ik, terwijl ik dit opschrijf, meteen besef dat in het verleden de bestuurders met een West- of Noord-Europese afkomst steeds oververtegenwoordigd waren!

De agenda van de nu bijna afgelopen 61e Generale Conferentie was buitengewoon saai. Helaas waren er wel allerlei signalen dat de huidige conservatieve koers gewaarborgd moet blijven. Het onzalige idee om in lokale gemeenten iemand te laten benoemen voor het promoten van Ellen White zal de huidige polarisatie rond haar persoon alleen maar versterken. Het zal interessant zijn om te zien hoeveel plaatselijke gemeenten hieraan gehoor zullen geven . . . De pogingen van de Damsteegts om het kleine beetje dat in de afgelopen jaren op het punt van de erkenning van vrouwen in de kerk is bereikt, weer terug te draaien, hebben gelukkig schipbreuk geleden.

Dat de meeste commentaren van sympathisanten van Spectrum en Adventist Today negatief zijn zal niemand verbazen. De nieuwgekozen leiders van de kerk kunnen er schouderophalend aan voorbijgaan, want het gaat hierbij immers om een betrekkelijk klein percentage kerkleden die zich so-wie-so al in de marge van de kerk bevinden. Die reactie is echter even onjuist als kortzichtig. Want deze negatieve commentaren weerspiegelen de mening van een steeds groeiend aantal adventisten die bezig zijn af te haken, omdat zij zich niet meer verbonden voelen met wat er op de hogere kerkelijke niveaus gebeurt. De leiders die nu aan een nieuwe termijn beginnen krijgen te maken met een steeds groter segment in de kerk dat geen belangstelling meer heeft voor wat ze doen en zeggen. Dat zou hen moeten verontrusten. Als zij het beleid van de afgelopen jaren simpelweg voortzetten, zullen zij ervaren dat ze steeds irrelevanter worden voor grote aantallen geloofsgenoten.

Een gevarieerde week

Ik aarzelde nogal om aan deze blog te beginnen, want mijn laptop heeft kuren. Van tijd tot tijd zijn er dagenlange of wekenlange perioden waarin de letter “r” niet op het scherm wil verschijnen. De enige manier waarop ik dan een tekst kan produceren, is de letter “r” te kopiëren en dan steeds op de plek te plakken waar die nodig is. Het is reuze vervelend. Het schijnt overigens dat Apple het probleem kent en dit mankement voor een deel van hun MacBook Air productie gratis verhelpt. Mijn apparaat komt ervoor in aanmerking, maar dan ben ik het ding wel een weekje kwijt. En dat heeft me er tot nu toe van weerhouden om van deze service gebruik te maken. Juist op het moment dat ik bijna in staat ben om het raam te openen en definitief afscheid te nemen van mijn laptop, houdt het probleem plotseling op, om pas over enkele weken weer opnieuw op te duiken. En dat is nu dus het geval . . . Ik denk dat het nu echt tijd wordt om naar een Apple shop te gaan en mijn computer in te ruilen. Temeer omdat de kwaliteit van de accu nu ook heel sterk is teruggelopen.

Het leven is echter niet allemaal kommer en kwel. Vroeger dan ik had verwacht was de Nederlandse versie van mijn boek over de wederkomst van Christus vorige week klaar. Binnen enkele dagen zal het verkrijgbaar zijn via de webwinkel van het kantoor van de Adventkerk: https://www.servicecentrum-adventist.nl. Ik hoop dat het een goed onthaal mag vinden en dat veel lezers antwoorden mogen vinden op vragen die ze over dit onderwerp hebben. De oorspronkelijke Engelse versie werd vorig jaar uitgegeven door Stanborough Press, de adventistische uitgeverij in het Verenigd Koninkrijk. Het is te verkrijgen via hun webshop: https://lifesourcebookshop.co.uk.

Helaas zijn de boeken van Stanborough Press niet via Amazon en andere webwinkels verkrijgbaar. Normaliter distribueert de Pacific Press in de Verenigde Staten via het Adventist Book Center netwerk de boeken die door Stanborough Press worden uitgegeven. Ik krijg echter zo langzaamaan de indruk dat ergens iemand de promotie van mijn boek in de VS tegenhoudt. Jammer. Het goede nieuws is dat er een aantal adventistische uitgeverijen zijn in andere landen die het boek willen vertalen en een editie willen uitbrengen.

Wie boeken schrijft kent het gevoel van euforie als je het kant-en-klare product eindelijk in handen hebt. En ook al is dit bepaald niet mijn eerste boek—-de teller staat nu op ongeveer dertig—-dat gevoel van voldoening wordt er niet minder op! Maar voldoening is er ook nog steeds als ik een artikel zie verschijnen op een populaire website. Spectrum plaatste deze week op hun website mijn boekbespreking van Michael Campbell’s laatste boek: 1922—the Rise of Adventist Fundamentalism. Ik hoop dat we nog veel boeken van zijn hand zullen zien. Campbell is bezig zich te ontwikkelen tot een nieuwe George Knight, die in de afgelopen decennia de toon aangaf in adventistische geschiedschrijving.

Maar nu we aan de vooravond staan van het 61e wereldcongres van de kerk, dat vanaf 6 juni in St. Louis (VS) wordt gehouden, zijn er voortekenen die bepaald niet vrolijk stemmen. Enkele dagen geleden verscheen in het blad Review, het officiële orgaan van de kerk, een artikel waarin Laurel Damsteegt het principe van het gezag van de man boven dat van de vrouw (“male headship”) als bijbels verdedigt. Laurel is de vrouw van de uit Nederland afkomstige Gerard Damsteegt, een theoloog die onlangs met pensioen is gegaan en een van de vurigste tegenstanders is van inzegening van vrouwen tot het ambt van predikant. Zijn vrouw is het volledig met hem eens. Waarom dit artikel zo kort voor het begin van de Generale Conferentiezittingen verschijnt doet heel wat vragen rijzen. Is het een betreurenswaardige beslissing van de hoofdredacteur? Of is hij van hogerhand ertoe aangezet om dit artikel juist nu te publiceren?

Iets anders wat mij mijn wenkbrauwen—-om het voorzichtig te formuleren—-deed fronsen is de aankondiging dat de stafleden die naar St. Louis afreizen worden opgeroepen om net voor ze met hun werk beginnen nog even, onder aanvoering van Ted Wilson, 90.000 exemplaren van de Grote Strijd aan het publiek in St. Louis uit te delen. Wel, de leden van het benoemingscomité, en vervolgens de afgevaardigden, moeten beslissen of zij aan dit soort activiteiten een halt willen toeroepen . . .

Wat gaat St. Louis ons brengen?

In 1966 bezocht ik voor de eerste keer een wereldcongres (een zgn. “generale conferentie”) van onze kerk. Ik studeerde toen op Andrews University (Michigan, USA) en reed op sabbat met mijn krakkemikkige Pontiac Tempest de 300 km naar Detroit om daar op sabbat een massale bijeenkomst bij te wonen. In 1975 besloot de Nederlandse Adventkerk dat ik als gast de Generale Conferentie een week lang in Wenen kon bezoeken. Daarna was ik vijf keer, vanwege mijn kerkelijke functie, een officiële afgevaardigde naar een wereldcongres: New Orleans (1985); Indianapolis (1990); Utrecht (1995); Toronto (2000) en St. Louis (2005) en in 2010 was ik in Atlanta op uitnodiging van ons kerkblad Review and Herald om mee te werken een de dagelijkse verslaglegging. Het was steeds een genoegen om bij ons vijfjaarlijkse internationale feest te mogen zijn.

Over veertien dagen vindt het door Covid twee jaar uitgestelde 61e wereldcongres plaats in St. Louis, in de Amerikaanse staat Missouri—-zij het in afgeslankte vorm. Ik zal er niet zijn en eigenlijk vind ik dat ook helemaal niet erg. Eerlijk gezegd verwacht ik niet veel van deze generale conferentie. En als ik er zo met vrienden en anderen in mijn netwerk over communiceer krijg ik het gevoel dat mijn gebrek aan enthousiasme door velen wordt gedeeld. Hoe zou dat komen? Ik denk vooral aan de volgende twee redenen.

In onze postmoderne samenleving (waardoor ook ons adventistisch kerkelijk leven sterk beïnvloed is) is de belangstelling voor de kerk als instituut geleidelijk aan sterk afgenomen. Dat geldt met name voor de rol van de hogere bestuurslagen van de kerk. Vooral in de westerse wereld heeft een groot deel van de kerkleden in toenemende mate het gevoel dat het vooral om de plaatselijke gemeente gaat en wellicht ook nog enigszins om de elementen in de kerkelijke organisatie die daarop een directe invloed hebben (“conferenties” en—-soms—-“unies”). Maar “divisies” en de “generale conferentie” zijn een “ver van mijn bed” -show. Die tendens is, volgens mij, tijdens de Corona-periode duidelijk versterkt. Daarom “leeft” het komende wereldcongres veel minder bij de “gewone” kerkleden dan bij voorgaande congressen het geval was.

Maar er is, denk ik, ook een andere reden waarom de belangstelling voor wat er binnenkort in St. Louis gaat gebeuren heel matig is. Natuurlijk vormen de verkiezingen van de leiders in het kerkelijk hoofdkantoor in Silver Spring en in de regionale kantoren (divisies) een belangrijk onderdeel. Maar vrij algemeen is er de verwachting (of de zorg?) dat er geen grote personele verschuivingen zullen zijn en dat daardoor de koers van de kerk in de komende jaren goeddeels hetzelfde zal blijven. (Ik hoop dat ik op dit punt een slechte profeet ben en dat we met plezierige verrassingen te maken zullen krijgen, maar ik ben op dat punt niet erg optimistisch.)

Afgezien van de verkiezingen is de agenda (die inmiddels voor iedereen is vrijgegeven) buitengewoon saai. Er worden, voor zover ik kan zien, geen grootse nieuwe initiatieven aangekondigd. Maar misschien is dat een reden om dankbaar te zijn. Ik ben blij dat ik in de agenda geen apart punt vind over het onzalige idee om wereldwijd honderden miljoenen exemplaren van de Grote Strijd uit te delen, hoewel ik me wel afvraag wat er schuilgaat onder het cryptische agendapunt no. 123: Three Angels’ Messages Report.

Helaas zijn er ook in het agenda-document aanwijzingen dat de huidige kerkelijke leiders ons nog wel op de valreep van deze bestuursperiode even een zetje in orthodoxe richting willen geven. Traditiegetrouw wordt aan de afgevaardigden gevraagd hun vertrouwen uit te spreken in de Bijbel en in de “geest der profetie.” Waarom dat elke vijf jaar moet gebeuren is mij een raadsel, maar afgezien daarvan is het wel interessant om te zien hoe de bijbehorende documenten soms veranderingen ondergaan.

In 2015 werd de Bijbel beschreven als een “betrouwbaar verslag van Gods daden in de geschiedenis vanaf de schepping tot aan de herschepping”, maar nu wordt dit aanzienlijk aangescherpt: “De Bijbel is betrouwbaar in wat hij beweert. Het verslag van de schepping in zes letterlijke dagen, de val van de mens, een wereldwijde zondvloed om de goddeloosheid te vernietigen en een overblijfsel te behouden, het aardse leven, de dood en de opstanding van Christus, evenals Gods talrijke interventies in de geschiedenis voor de redding van de mens, zijn betrouwbare verslagen van Gods daden in de geschiedenis (Lucas 24:27; Heb 1:1,17 2; 2Pe 1:21). Profetisch gezien wekt de vervulling van voorspelde gebeurtenissen in overeenstemming met profetische tijdsperioden vertrouwen in de Bijbel als een unieke getuige van goddelijke waarheid, anders dan enig ander religieus boek (Jes. 46:9, 10; Dan. 2, 7, 8; Luk. 24:44; 2 Petr. 1:19, 20). (Nadruk door mij toegevoegd).
Kennelijk vindt men het nodig om bij elke gelegenheid duidelijk te maken wat we precies moeten geloven ten aanzien van de inspiratie van de Bijbel en welke interpretatie van de eerste hoofstukken van Genesis “waarheid” is.

De verklaring over de waarde van de “geest der profetie” (lees: van de geschriften van Ellen White) is heel teleurstellend. Met geen woord wordt gerept over de problemen rond de persoon en het werk van Ellen White die de laatste paar decennia door onderzoekers aan de orde zijn gesteld. Wanneer gaat de kerk er serieus werk van maken om daarop te reageren?

Natuurlijk zal ik de beraadslagingen in St. Louis volgen. Want ik hoop en bid, ondanks alles, dat ik tekenen zal zien van een nieuw elan in mijn kerk en van pogingen om wat de kerk zegt en doet meer te laten aansluiten bij de wereld van nu en ook met mijn leven van alledag.

Jezus Vinden in het boek Openbaring

Deze week ben ik weer eens intensief bezig met het boek Openbaring. De Adventgemeente Utrecht heeft een serie seminars georganiseerd over het thema: Jezus Vinden in het boek Openbaring. De spreker is dr. Steve Case, de leider van een onafhankelijke adventistische organisatie die zich voornamelijk richt op jeugd-activiteiten. Maar Steve is veelzijdig. Hij doceert ook in het DMin programma van Andrews University (Berrien Springs, VS) en daarnaast houdt hij minstens 3 of 4 keer per jaar ergens een seminar van 8 tot 10 lezingen over het laatste Bijbelboek. Deze week vindt een dergelijke lezingenserie plaats in Utrecht. Mensen kunnen de lezingen fysiek komen bijwonen in het kerkgebouw van de Adventisten in Utrecht, maar de lezingen worden ook gestreamd en zijn naderhand ook via YouTube te zien. Ik heb het materiaal dat Steve Case gebruikt in het Nederlands vertaald en ben ook ingeschakeld om de spreker simultaan te vertalen. Een flinke klus, dat kan ik de lezer van deze blog verzekeren, want de spreker houdt er een flink temp op na en elke lezing duurt minimaal anderhalf uur.

Programma’s over het boek Openbaring zijn in de Adventkerk een regelmatig onderdeel van het kerkelijk menu. Maar de aanpak van Steve Case verschilt aanzienlijk van wat je in een doorsnee “Revelation-seminar” te horen krijgt. Dat blijkt al meteen uit de titel. Het doel is om via een studie van Openbaring meer te weten te komen over Jezus Christus. Meestal willen Openbaring-seminars vooral uitleggen hoe de profetieën van dit bijbelboek in de loop van 20 eeuwen geschiedenis—-sinds de eerste komst van Christus—-in vervulling zijn gegaan en hoe de periode kort voor de wederkomst van Christus eruit zal zien. Maar Steve Case kiest een andere invalshoek. Hij vindt dat je allereerst moet proberen te begrijpen wat de Openbaring betekende voor de christenen in de eerste eeuw, toen Johannes onder inspiratie de boodschap die hij van Godswege had ontvangen opschreef en aan zeven christengemeenten in Klein-Azië stuurde. Vanuit dat vertrekpunt moet je dan proberen te ontdekken wat die boodschap voor ons persoonlijk zou kunnen betekenen, en voor de geloofsgemeenschap waarvan wij in de 21e eeuw deel uitmaken. Degenen die naar Case komen luisteren en verwachten vooral te horen over de betekenis van de griezelige beesten die in Openbaring ten tonele worden gevoerd en meer willen weten over spectaculaire voorspellingen over de eindtijd, zullen mogelijk teleurgesteld worden. Het zal de komende dagen niet gaan over de wandaden en de theologische missers van de Rooms-Katholieke Kerk en niet over de rol van Amerika in de eindtijd. Case wijst er steeds op dat de titel van het boek Openbaring heel duidelijk aangeeft wat de kern is: Het bijbelboek is volgens het eerste vers van het eerste hoofdstuk de “openbaring van Jezus Christus”. Daarbij kan het woordje “van” zowel aangeven dat deze Openbaring afkomstig is van Christus, maar heel beslist ook dat het een Openbaring is over Christus. Vandaar dat de titel van de serie lezingen van deze week is: JEZUS VINDEN IN HET BOEK OPENBARING.

Wijkt Steve Case daarmee af van de traditionele adventistische uitleg van het boek Openbaring? Ja zeker. Maar hij doet dat niet door zich af te zetten tegen die traditionele interpretatie. Hij kijkt simpelweg naar de tekst. Wat betekende die voor de mensen aan het einde van de eerste eeuw en hoe hebben die woorden zeggingskracht voor ons? En daarbij gaat het er niet om dat we vervolgens meer weten over de geschiedenis, of een gedetailleerd tijdpad voor de eindtijd kunnen uitzetten, maar om de vraag of we een nauwere band met Christus hebben gekregen.

Ik voel me bij deze benadering heel senang. In de loop van mijn werkzame leven in de Adventkerk ben ik behoorlijk opgeschoven ten aanzien van de uitleg van de boeken Daniël en Openbaring. Dat geldt overigens voor veel adventistische predikanten, zowel in Nederland als elders. Om niet te veel deining te veroorzaken doen velen er liever het zwijgen toe dan dat ze allerlei aspecten van de traditionele uitleg blijven verdedigen, die ze inmiddels achter zich hebben gelaten.

Ik heb een aantal jaren geleden eens uitgebreid gekeken naar de ontwikkelingen ten aanzien van de uitleg van Daniel en Openbaring in het adventisme. Dat resulteerde in een lezing tijdens een bijeenkomst van de Europese vereniging van Adventistische theologen in Roemenië in April 2011. Die lezing heb ik vorig jaar bewerkt tot een artikel in het theologische tijdschrift SPES CHRISTIANA (vol. 31, no. 2, blz. 5-24). Ik kwam tot de conclusie dat er zeker sprake is van een verschuiving in de uitleg van de twee bijbelboeken die vanaf het begin een bijzondere plaats hadden in het adventistisch denken en de geloofsverkondiging van de kerk. Weliswaar blijft de kerk officieel aandringen op de zgn. historische uitleg, en is die ook nog steeds terug te vinden in recente kerkelijke publicaties, maar de meeste auteurs zijn veel voorzichtiger geworden in hun directe toepassingen op historische personen en organisaties. (Helaas geldt dat niet voor diverse sprekers en organisaties aan de rand van de kerk. Hun publicaties en de power points van hun lezingen zijn onverminderd te herkennen aan afbeelden van pauselijke tiara’s en afschuwelijke veelkoppige monsters.)

Steve Case heeft een benadering gekozen waarmee ik van harte instem. Ongetwijfeld zullen sommigen echter de wenkbrauwen fronsen. Was alles wat we in het verleden over het boek Openbaring zeiden dan verkeerd? Valt er niet meer over te zeggen dan we te horen krijgen in de lezingen die deze week in Utrecht worden gehouden ? Misschien wel. Maar Jezus vinden in het boek Openbaring is het allerbelangrijkste. Ik hoop dat veel deelnemers deze week dingen zullen ontdekken in Openbaring die hen geestelijk verrijken. Dat is het doel waaraan ik ook graag mijn medewerking verleen.